Over de NVF Archief Nieuws Agenda Dier en Kruid Symposia Tijdschrift Vereniging Contact  

 

HOME

Omhoog


Korte nieuwsberichten uit het NTvF:

december 2002:
Oproep voor binnenkort op te richten werkgroep: Fytotherapie bij dieren
Fytotherapeutica in de Cochrane Reviews
Laatste leerstoel farmacognosie verdwijnt uit Nederland
Amendementen EU richtlijn Traditionele Kruidengeneesmiddelen

Visies op de grens tussen voedingssupplementen en fytotherapeutica
Natuurgeneesmiddelen:Themadag LOPAG. Toenemend gebruik in Duitsland.
Nieuwe concepten voor de supplementenindustrie
Biodiversiteit: Science tegen biopiraterij; CITES lijsten uitgebreid
Voeding en de Gezondheidsraad

Reacties op artikelen over Chinese kruiden
Nederlands verbod op kava-kava

juli 2002:
NVF-symposium Fytotherapie en Biodiversiteit
NVF-bijdrage aan congres verpleegkundigen
Fytodag voor medische studenten
Broccoli en maagzweerbacteriën
Kava-kava in Duitsland van de markt
Fusie Nehoma en Neprofarm
Biodiversiteitsconferentie: betaal inheemse volkeren voor geneeskruiden
Cranberry's in het nieuws
Knoflookonderzoek gepresenteerd in de VS
WHO waakt over traditionele geneesmiddelen
Studie over sint-janskruid: interpretatieprobleem
Traditionele Japanse kruidenformule en cholera
Tomaten als bron van nieuw insecticide


maart 2002:
NVF opgenomen in ROW (Regulier Overleg Warenwet) van ministerie VWS
NVF-Onderwijscommissie zoekt docenten

EU-RICHTLIJN traditionele kruidengeneesmiddelen per 17.01.02 naar Europarlement;
        LEES hieronder de beknopte inhoud
Salomonsoordeel kort geding VSM-Bional
Website etnobotanie en zoöfarmacognosie
Code Goed Gebruik FMWV
WHO-richtlijnen voor onderzoek naar traditionele geneeswijzen
Biodiversiteit en bio-prospecting
Handel in Europese Medicinale Planten en biodiversiteit
Petasites bij hooikoorts
Echinacea en atopisch eczeem
Fytotherapie bij functionele dyspepsie
Natuurschoon en gezondheid
Fytotherapeutica en fytogene verbindingen in de oncologie


December 2002:

Oproep voor binnenkort op te richten werkgroep: Fytotherapie bij dieren

In de diergezondheidszorg zijn veel mogelijkheden om fytotherapeutica toe te passen. De laatste jaren
neemt de interesse hiervoor vanuit diverse groeperingen hand over hand toe. Te denken valt aan
 veehouders die op een duurzame manier willen gaan werken en eigenaren van huisdieren.
Ook steeds meer dierenartsen en andere diergeneeskundigen zoeken naar nieuwe wegen.
Binnen de NVF zijn enkele leden die zich professioneel bezighouden met diergezondheid.
Graag willen zij een werkgroep oprichten om de kennis van fytotherapie bij dieren te bundelen
en te verspreiden. Het doel is om de verschillende partijen bij elkaar te krijgen die belangstelling
hebben voor onderzoek, onderwijs en toepassing van fytotherapie bij dieren. Iedereen die hier al
 mee bezig is of die hier belangstelling voor heeft, wordt van harte uitgenodigd om contact met ons
op te nemen. Schrijf naar nvf@fyto.nl


Fytotherapeutica in de Cochrane Reviews
Verschillende fytotherapeutica komen voor in publicaties van The Cochrane Library. Omdat deze
niet op medicijn gerubriceerd zijn, de planten niet altijd met de wetenschappelijke naam aangeduid
worden en het zoeken op “herbal” slechts een deel van de relevante reviews oplevert, zijn ze niet
makkelijk te vinden. Hieronder de door ons opgespoorde Cochrane-reviews (weet u er meer dan
horen wij het graag!).
* Knoflook voor perifere arteriële occlusie (Jepson, Kleijnen, Leng); laatste amendement 09.01.97.
Er werd slechts één studie gevonden, waarin overigens geen effect van knoflook kon worden
 aangetoond (de hoogste tijd dus voor een nieuwe literatuurstudie naar het nut van knoflook voor
 andere toepassingen).
* Pygeum africanum voor goedaardige prostaatvergroting (Wilt, Ishani, McDonald, Rutks, Stark);
laatste amendemen 26.11.97. Achttien RCT’s werden geanalyseerd, echter de meeste waren kort van
duur en met een (te) klein aantal deelnemers. Meer uitgebreide studies zijn nodig.
* Sint-Janskruid voor depressie (Linde, Mulrow); laatste amendement 09.07.98. Uit 27 studies,
waarvan 17 placebogecontroleerd, met in totaal 2291 patiënten kon worden geconcludeerd dat
hypericumextract beter werkt dan placebo. Meer onderzoek is nodig om vast te stellen of de
effectiviteit gelijk is aan die van standaardantidepressiva.
* Serenoa repens voor goedaardige prostaatvergroting (Wilt, Ishani, Stark, McDonald, Mulrow, Lau);
 laatste amendement 06.11.98. Achttien studies werden gevonden, waarbij vooral opviel dat het
 bijwerkingenprofiel van S. repens zeer gunstig lijkt. De urologische symptomen en snelheid van plassen
 verbeteren in vergelijking met placebo. Langetermijneffecten zijn nog niet bekend.
* Moederkruid ter preventie van migraine (Pittler, Vogler, Ernst), laatste amendement 24.02.00.
 Effectiviteit kon niet eenduidig worden aangetoond.
* Cranberries voor de preventie van urinewegontstekingen (Jepson, Mihaljevic, Craig); laatste
amendement 30.05.01. De kwaliteit van de vijf gevonden studies was slecht en daardoor zijn de
resultaten discutabel. Er was veel uitval onder de deelnemers. Beter onderzoek is nodig.
* Paardekastanjezaad voor chronische veneuze insufficiëntie (Pittler, Ernst); laatste amendement
22.11.01. Meta-analyse van vier studies heeft een significante verlaging van het beenvolume in
vergelijking met placebo aangetoond terwijl slechts infrequente en milde bijwerkingen optreden.
Geconcludeerd werd dat dit een veilige en effectieve kortetermijnbehandeling is.
* Kava-kava extract voor behandeling van angststoornissen (Pittler, Ernst); laatste amendement
30.11.01. Kava-kava werkt beter dan placebo en is relatief veilig.
* Artisjokblad voor de behandeling van hypercholesterolemie (Pittler, Thompson, Ernst), laatste
amendement 08.04.02. Twee goede RCT’s werden gevonden waarin een significant
cholesterolverlagend effect werd gevonden en het bijwerkingenprofiel zeer vriendelijk was.
Geconcludeerd werd dat het bewijs voor effectiviteit nog niet overtuigend is en dat grotere studies
van langere duur nodig zijn.
* Ginkgo biloba voor cognitieve functies en dementie (Birks, Grimley Evans, Van Dongen);
laatste amendement 2002. Voor ginkgo lijken in het algemeen veelbelovende bewijzen voor een
positief effect te bestaan. Echter enkele nieuwere studies lieten inconsistente resultaten zien. Het aantal
 en de soort van bijwerkingen is vergelijkbaar met de placebo.
Het is jammer dat voedingssupplementen (zoals gamma linoleenzuur) door Cochrane-reviewers
worden gegroepeerd onder de naam “Herbal Therapy” en dat er onder dezelfde titel in één review ook
wel eens heel verschillende planten bij elkaar worden genomen.
Bron: www.cochrane.nl 


Laatste leerstoel farmacognosie verdwijnt uit Nederland
In het Pharmaceutisch Weekblad van 25 oktober 2002 blikt prof. dr R. Verpoorte, de enig
overgebleven hoogleraar farmacognosie in Nederland, terug op 30 jaar onderzoek. De sectie
 farmacognosie in Leiden zal binnen vier jaar helemaal afgebouwd worden. Dat juist in deze tijd van
 toenemende belangstelling voor de fytotherapie de universitaire farmacognostische expertise wordt
wegbezuinigd, noemt Verpoorte bijzonder triest.


Amendementen EU richtlijn Traditionele Kruidengeneesmiddelen
In een eerdere uitgave van ons tijdschrift (zie nieuws jg 15, nr 1) is een toelichting gegeven op de in
Europa voorgestelde Richtlijn Traditionele Kruidengeneesmiddelen. Op 21 november 2002 heeft het
 Europarlement dit voorstel, met enkele amendementen, goedgekeurd. Deze amendementen zijn
verwerkt door de Commissie Milieubeheer, Volksgezondheid en Consumentenbeleid met als
rapporteur G. Nisticò.
Het verslag meldt onder andere de volgende wijzigingen:
* er wordt minder strikt gekeken naar de lengte van de periode van gebruik binnen de EU
(indien deugdelijke bewijzen van gebruik buiten de EU voorhanden zijn);
* de definitie van traditionele kruidengeneesmiddelen wordt zodanig verruimd dat de aanwezigheid van
 niet-plantaardige of geïsoleerde verbindingen (met name vitaminen en oligo-elementen) in de
preparaten geoorloofd is;
* het in te stellen Comité voor Kruidengeneesmiddelen maakt niet alleen monografieën maar neemt
ook de taken over van het Comité voor Humane Geneesmiddelen voor wat betreft de evaluatie van
kruidengeneesmiddelen;
* in plaats van de eerder voorgestelde lijst van kruidensubstanties wordt nu een indeling in verschillende
 categorieën kruidengeneesmiddelen voorgesteld; naast een lijst met traditionele kruidenmiddelen zal
bijvoorbeeld ook een categorie voor fytofarmaca met specifieke wetenschappelijke gegevens worden
 ingesteld;
* een lidstaat moet niet alleen rekening houden met de vergunningen door andere lidstaten maar moet
deze ook erkennen;
* bij de definitie van kruidengeneesmiddel is toegevoegd dat de werkzame bestanddelen in zodanige
concentraties aanwezig moeten zijn dat een farmacologische werkzaamheid mag worden verwacht
(anders zouden bijvoorbeeld voedingsmiddelen ook onder deze regeling kunnen vallen);
* met betrekking tot de toegestane indicaties is de tekst zodanig gewijzigd dat eigenlijk alleen de
 restrictie dat de onder deze richtlijn vallende producten zonder doktersvoorschrift verkrijgbaar
moeten zijn, gehandhaafd is;
* een aantal omschrijvingen en voorwaarden omtrent samenstelling (combinaties), dossieropbouw en
etikettering zijn nader gespecificeerd.
* de verplichte melding dat “de werkzaamheid niet klinisch is aangetoond” is vervangen door “de
werkzaamheid berust op langdurig gebruik en ervaring.”


Nieuwe toevoegingen betreffen:
* de overweging dat er aandacht moet komen voor de mogelijkheid dat fytotherapeutica, bij gebruik
in dieren die voor consumptiedoeleinden zijn bedoeld, ook residuen in het vlees hiervan achterlaten;
hiervoor dient uiterlijk eind 2006 richtlijn 2001/82/EG (6 november 2001) inzake
dierengeneesmiddelen te worden gewijzigd;
* traditionele kruidenproducten waarvan de dosis onder een zogenaamde subfarmacologische grens
blijft, blijven vallen onder de levensmiddelenwetgeving;
* de bepalingen inzake geneesmiddelenbewaking zijn ook van toepassing op kruidengeneesmiddelen;
* bij de bereiding van kruidengeneesmiddelen moeten de GMP-richtlijnen in acht worden genomen
en controle hierop moet plaatsvinden volgens richtlijn 2001/83/EG;
* levensmiddelen, voedingssupplementen en cosmetica vallen buiten deze richtlijn.

De Nederlandse publiekspers besteedde aan deze hele kwestie geen aandacht. Toch valt er niet aan
 te ontkomen: traditionele kruidengeneesmiddelen zijn een realiteit, straks niet meer alleen in landen
als Duitsland en Engeland maar ook in Nederland, ondanks het chronisch gebrek aan belangstelling
van de Nederlandse overheid hiervoor. De verplichte etikettering op de verpakking dat het product
 
“een traditioneel geneesmiddel is waarvan de werkzaamheid op langdurig gebruik en ervaring berust” 
kan zowel positief als negatief worden uitgelegd. Enerzijds krijgen de producten die komen te vallen
onder deze Richtlijn nu dus daadwerkelijk een geneesmiddelstatus. Anderzijds kan worden gevreesd
dat producten met deze voorgestelde verpakkingsteksten het onderspit gaan delven tegen
concurrerende producten met een lagere, subfarmacologische, dosering die onder de Warenwet een
algemene gezondheidsclaim mogen voeren die bij leken mogelijk veel positiever zou kunnen
overkomen. Overigens is het de vraag waar de farmacologische dosering ophoudt; met de introductie
van deze term lijkt eerder een nieuwe onduidelijkheid te zijn ingeslopen dan dat er een probleem mee
 is opgelost.

Opmerkelijk in dit verband was een artikel van Daniel Hannan, lid van het Europese Parlement voor
de Conservatieve Partij uit Zuidoost Engeland, in de Daily Telegraph van 3 september. Hij schrijft:
“Misschien hoort u tot de twee miljoen mensen in dit land die regelmatig kruidengeneesmiddelen
kopen. Dan wordt uw leven binnenkort veel ingewikkelder dankzij twee komende EU Richtlijnen.
 De Richtlijn voor Voedingssupplementen is al gepasseerd en wordt nog geïmplementeerd in de UK.
Zij zal honderden vitamineproducten verbannen en van vele anderen de dosering verlagen. De Richtlijn
voor Traditionele Kruidengeneesmiddelen zal binnenkort wet worden en duizenden natuurproducten
beïnvloeden. In combinatie zullen deze twee wetten ervoor zorgen dat veel producten, die jarenlang
 verkocht zijn en waarvan niet de geringste aanwijzing bestaat dat ze schade opleveren voor de
gezondheid, van de markt zullen verdwijnen. Omdat natuurproducten geneesmiddelen gaan worden,
zullen ze onderworpen worden aan strenge regels. Deze gelden niet alleen voor de grondstoffen, maar
 ook voor de individuele producten. Dus een fytotherapeut die Echinacea wil verkopen moet niet
alleen bewijzen dat dit een veilige plant is, maar ook dat de specifieke vorm die hij verkoopt veilig is,
en dat kost duizenden ponden. Om te snappen hoe het mogelijk is dat dergelijke onschuldige
activiteiten gecriminaliseerd worden moet je Brussel begrijpen. Het is daar mode om anderen te
vertellen wat te doen. Hoe lang mag je op een tractor zitten, hoe moet je een ladder tegen de muur
zetten, enz. Het is voor die mensen onverdraaglijk dat er niets geregeld is voor kruidengeneeskunde.
Dus er wordt uit voorzorg ingegrepen, niet omdat er gevaar dreigt. Zo dreigt nu bijvoorbeeld het
product Cat’s Claw, in mijn geboorteland Peru al eeuwen gebruikt voor reuma, verboden te worden.
Was dit een schadelijk middel, dan hadden Peruvianen dat al lang opgemerkt. Het is vaak
verhelderend om je af te vragen “Cui bono?” In dit geval zijn dat de grote farmaceutische firma’s die
hun kleinere concurrenten een hak kunnen zetten. Brussel, waar de publieke opinie nauwelijks
doordringt, is een paradijs voor lobbyisten die daar maatregelen doordrukken die het nooit zouden
halen in een democratisch gekozen parlement. In plaats van de EU markt open te maken voor
producten uit lidstaten, houdt de EU zich bezig met het stellen van absurde eisen aan die producten,
eisen die meer dan eens quasi toevallig overeenkomen met de productspecificaties van een grote
fabriek met een goede lobby in Brussel.” Aldus kort samengevat zijn betoog. Bij de juistheid van
Hannans interpretatie kunnen vraagtekens worden gesteld. Maar bij de grote stilte die in Nederland
heerst op het terrein van de kruidengeneeskunde evenzeer.


Visies op de grens tussen voedingssupplementen en fytotherapeutica
In het begin van dit jaar kwam een aantal experts samen om over de positionering van plantaardige
gezondheidsproducten te spreken op een bijeenkomst van de European Training and Assessment
Foundation. Dit mondde uit in een artikel met de titel “Botanical Health Products: Positioning and
requirements for effective and safe use” voor het tijdschrift Environmental Toxicology and
Pharmacology
.
De auteurs (Bast, Chandler, Choy, Delmulle, Gruenwald, Halkes, Keller, Koeman,
Peters, Przyrembel, de Ree, Renwick en Vermeer) presenteren hier een overzicht van de Europese
en Amerikaanse regelgeving en de verschillende methoden die worden gebruikt om kwaliteit, effectiviteit
en veiligheid vast te stellen. Drie productcategorieën worden onderscheiden:
* Voedingsmiddelen zoals geïntegreerd in het dieet. De primaire functie hiervan is om substraat te
leveren voor het anabool/katabool metabolisme en fysiologische processen, en/of smaak en
verteerbaarheid van voedsel te vergroten.
* Botanische gezondheidsproducten die niet op de eerste plaats substraat voor het metabolisme zijn,
maar eigenschappen hebben om de gezondheid te behouden of bevorderen.
* Kruidengeneesmiddelen die gebruikt worden om klinisch gedefinieerde ziekten te behandelen,
genezen of voorkomen.
Vervolgens presenteren de auteurs een beslisboom voor  veiligheid en effectiviteit. Bij de start bovenin
dient te worden vastgesteld of een product onder het regiem van geneesmiddel of gezondheids-
bevorderend middel dient te worden bekeken. Dit hangt af van de aanbevolen dosering, of bij deze
dosering een farmacologisch effect te verwachten is of niet. Nadeel van deze aanpak is dat er dan wel
literatuur beschikbaar moet zijn die de farmacologisch actieve dosering van het product definieert.
Problematisch blijkt ook hier weer de indeling van bijvoorbeeld een bol knoflook of een pak koffie.


Themadag LOPAG
Het LOPAG (Het Landelijk Overleg voor Patiëntenorganisaties voor Alternatieve Geneeswijzen),
onderdeel van de NP/CF (Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie) wil in januari 2003 een
themadag organiseren over de Europese regelgeving.  Informatie www.lopag.nl of tel. 033-4768455.
Toenemend gebruik van natuurgeneesmiddelen in Duitsland

Het Instituut voor Demoskopie Allenbach peilt sinds 1970 de mening van het Duitse publiek over
 natuurgeneesmiddelen. Het rapport van de trendstudie 2002 is recent verschenen.
In 1970 maakte 52% van de Duitsers gebruik van natuurgeneesmiddelen, in 2002 is dat 73%. In het
voormalige Oost-Duitsland zijn de middelen iets minder populair (64%). Ook de intensiteit van het
gebruik is gestegen. De verwachting van de consument is dat dit gebruik nog zal stijgen (47%).
Daarentegen denkt 24% dat het gelijk blijft en 8% dat het zal dalen.
De consument hecht veel belang aan therapievrijheid. De arts moet kunnen (blijven) kiezen tussen het
chemisch geneesmiddel en het natuurgeneesmiddel en daarbij zijn de ervaringen van patiënten en artsen
evenzeer belangrijk als wetenschappelijk onderzoek.
Een trend die zich verder doorzet, is dat een arts minder dan vroeger wordt geconsulteerd voor kleine
ongemakken en milde ziektes, hier wordt zelfmedicatie steeds belangrijker. Hierbij hecht de consument
nog wel steeds veel belang aan het advies van arts en apotheker.
Consumenten werd ook gevraagd hoe groot zij het risico voor bijwerkingen achtten bij zowel
chemische geneesmiddelen als bij natuurgeneesmiddelen. Op een schaal van 0 (geen risico) tot 10
(groot risico) scoorden chemische middelen gemiddeld 6,7 en natuurgeneesmiddelen gemiddeld 2,3.
Door 92% van de ondervraagden werden natuurgeneesmiddelen werkzaam gevonden (38% hiervan
geeft aan dat dit niet altijd zo hoeft te zijn). Slechts 4% vindt ze niet werkzaam. Het percentage
gebruikers dat vindt dat natuurmiddelen vooral voor milde aandoeningen geschikt zijn, nam toe van
30% in 1980 tot 73% in 2002. De meeste ondervraagden wilden heel graag dat natuurgeneesmiddelen
in het ziekenfonds blijven, maar (ook) in Duitsland lijkt dit een erg gemakkelijke bezuinigingspost.
Bron: www.ifd-allensbach.de


Nieuwe concepten voor de supplementenindustrie
Gruenwald en Herzberg geven in het artikel “The dietary supplement industry needs new concepts”
in ICMAP news van juni 2002 hun visie op de positie van botanische gezondheidsproducten in de VS.
Na een enorme groei van de verkoop in de VS tussen 1994 en 1999 zorgde negatieve publiciteit rond
kruiden (die deels onterecht was) voor een terugval die ook de omzet in vitamines beïnvloedde.
Hierdoor kwam zelfs de van oudsher  stabiele Europese kruidenmarkt sterk onder druk te staan.
Verschillende problemen, zoals te veel spelers en producten op de markt en de concurrentie met de
opkomende functional foods, moeten creatief worden benaderd door de supplementenindustrie die de
laatste jaren veel te weinig innovatief was. De suggesties die de auteurs hiervoor geven:
- nieuwe doelen stellen die beter inspelen op het veelvoud aan symptomen die door de moderne
voedingswetenschappen naar voren worden gebracht;
- overtuigende klinische studies verrichten die voor een sterke groei van het marktaandeel zorgen;
- nieuwe natuurlijke bronnen van geneesmiddelen aanboren (algen, schimmels, exotische planten enz.);
- nieuwe technologie inzetten en verkopen zoals eenvoudige diagnostische testen die de consument in
staat stellen zelf deficiënties op te sporen;
- unieke huispreparaten (supplement mix) samenstellen;
- nieuwe technieken als genomics benutten (b.v. samenwerking telers-fytofarmaceutische bedrijven)
om de hoeveelheid aanwezige actieve inhoudsstoffen te vermeerderen.
Bovenal moet echter in de VS het consumentenvertrouwen dat verspeeld is door import van slechte
kwaliteit in de “booming years”, teruggewonnen worden. Hiervoor zal de invoering van de wettelijke
status van “traditionele kruidengeneesmiddelen” zoals beoogd in Europa veel kunnen betekenen.
Bron: www.icmap.org 


Biodiversiteit: Science tegen biopiraterij
De American Association for the Advancement of Science heeft in het kader van haar Science and
Human Rights Program een voor iedereen toegankelijke database over patenten opgezet die te
raadplegen is op de  website. Het project heet Traditional Ecological
Knowledge Prior Art Database en is bedoeld om claims van inheemse volkeren op ecologische kennis
vast te leggen. Door informatie in een publicatie vast te leggen wordt ze in een publiek domein
geplaatst en kunnen patenten op dergelijke “uitvindingen” (zoals het patent van een Amerikaan op
Ayahuasca
, een heilige plant van Ecuadorianen) worden tegengehouden. De database bevat ook
(links naar) interessante historische data (zoals het patent op antibacteriële substanties uit de Cruciferae
en Tropaeolacaea van de familie Madaus uit 1955).

Bron
: Indigenous Knowledge and Development Monitor, juli/aug 2002,
pag. 2; en op www.etcgroup.org meer patentvoorbeelden.  

Internationale dag voor Biodiversiteit
De Convention on Biological Diversity heeft recent bekend gemaakt dat de volgende Internationale
dag voor Biodiversiteit op 22 mei 2003 gevierd zal worden. Het thema is “Mountain Biodiversity”.
De zevende Conference of Parties (COP-7) zal het eerste kwartaal van 2004 in Kuala Lumpur,
Maleisië, worden gehouden. Bron : www.biodiv.org 
CITES lijsten uitgebreid
Op de twaalfde Conference of the Parties van CITES (Convention on International Trade in
Endangered Species of wild fauna en flora), die van 3 tot 15 november 2002 in Santiago, Chili,
plaatsvond, zijn verschillende amendementen op de CITES-lijsten geformuleerd. Wat planten betreft,
gaat het om de toevoeging van een groot aantal palmen, mahonie (de houtsoort) en alle Guaiacum
soorten (pokhout of guajakhout, bekend geworden als traditioneel middel tegen syfilis in de
Middeleeuwen). Tevens werd een nieuwe gids gepresenteerd die handhavers van de CITES-
overeenkomst moet helpen bij het controleren van de handel in Aziatische traditionele geneesmiddelen.
Bron: www.cites.org 


Voeding en de Gezondheidsraad
Dit najaar is door de Gezondheidsraad een aantal interessante publicaties over voeding in relatie tot
gezondheid uitgegeven, te weten ”Enkele belangrijke ontwikkelingen in de voedselconsumptie”,
“Maïskiemolie met fytosterolen en vitamine E”, Raapzaadolie met fytosterolen en vitamine E” en
”Veiligheidsbeoordeling van nieuwe voedingsmiddelen”. In dit laatste rapport wordt ook ingegaan
op de veiligheid van voedingsmiddelen met specifiek bio-actieve ingrediënten, hier functional foods
genoemd. Alle publicaties zijn te vinden en te downloaden op www.gr.nl


Reacties op artikelen over Chinese kruiden
Het tijdschrift “Trends in Pharmacological Sciences” plaatste in 2001 een artikel van Ernst over de
aanwezigheid van zware metalen in Aziatische kruidenpreparaten. In de editie van 1 augustus 2002 is
een aantal reacties op dit artikel geplaatst. Shi-Seng-Li, farmacognost uit Zweden, bestrijdt Ernsts
stelling dat deze kruiden vrij verkrijgbaar zijn. In China zijn ze in de normale farmaceutische context
goed ingebed en de ongelukken die er in Europa mee gebeuren zijn vooral een gevolg van
ondeskundigheid van artsen en apothekers ter plekke. Zhen-Gang Wang (Peking, China) en Jun Ren
(Universiteit Noord Dakota, VS) stellen een nieuwe strategie voor om de effectiviteit en veiligheid vast
te stellen om zo optimaal gebruik te kunnen maken van de therapeutische mogelijkheden van de
Chinese kruidengeneeskunde. Vanuit de Chinese geneeskunde zijn reeds vele bekende (knoflook,
ginseng, ginkgo) en minder bekende (Salvia miltiorrhiza, Tripterygium wilfordii) planten effectief
gebleken en nog meer worden er onderzocht. Ook zijn er ontwikkelingen op het gebied van de
farmaceutische technologie, zoals de bereiding van nanopartikels, die toegepast gaan worden voor
deze fytotherapeutica. Problematisch is dat sommige, vooral kleinere bedrijven, geneesmiddelen van
slechtere kwaliteit afleveren. Supervisie, standaardisatie en kwaliteitscontrole zijn nog niet op het
gewenste niveau. Maar als dat op orde is, wacht een grote toekomst; voorspeld wordt een markt van
400 miljard dollar in 2010.


Nederlands verbod op kava-kava
Over de medicinale werking van kava-kava (Piper methysticum G. Forster) is in dit blad al eerder
gepubliceerd (1). Een aspect dat hierbij kort aangeroerd werd is de etnische achtergrond van het
gebruik. Uit de wortel van de kava-plant wordt op traditionele wijze een drank bereid die sinds
eeuwen bij feesten en ceremonies wordt gedronken op de verschillende eilanden in Oceanië, de regio
waar de plant van nature voorkomt. De drank heeft een ontspannende uitwerking, zodat we kunnen
spreken over het “Polynesische pilsje”. Alhoewel eerst het synthetisch kavaïne op de Europese markt
kwam, bleek juist bij dit product de synergie van de verschillende aanwezige bestanddelen van belang.
Daarom kozen en kiezen artsen nog steeds veelal voor het totaalextract, gestandaardiseerd op
kavapyronen (kavaïne en een groot aantal andere verbindingen). Een flinke toename van het medisch
gebruik van kava-kava in Europa, met name in Duitsland, en later ook in de VS zorgde in Oceanië
voor zeer welkome exportinkomsten, die door de ontwikkelingen rond kava-kava in dit jaar weer
grotendeels zijn verdwenen (2). Honderden jaren gebruik in Oceanië, in doseringen vele malen hoger
dan in Europa worden aanbevolen, laten geen patroon van leverschade of andere problemen zien.
Het is daar echter wel bekend dat overconsumptie van kava-kava leidt tot milde reversibele
huidproblematiek. Hierbij moet opgemerkt worden dat de mensen in Oceanië de plant zelf gebruiken,
niet een hieruit afgeleid preparaat.
In Europa verwierf de kava-plant haar populariteit zowel in het medisch circuit, waar ze zich al snel
bewees als een werkzaam anxiolyticum met een relatief bijwerkingsarm profiel, als in het circuit van
smart shops, waar ze werd omarmd als een nieuwe “eco-drug”. Een voor het imago gevaarlijke
combinatie, zoals ook bij de plant Cannabis sativa gebleken is. Alhoewel in de onderzoeken
behorende bij het traject voor marktautorisatie van systematische schade ten gevolge van kava-kava
bevattende producten niets gebleken was, noch in in vitro en in vivo toxicologisch testen, noch bij
klinische studies waarbij het als anxiolyticum met placebo of reguliere middelen vergeleken werd,
kwamen er eind 2001 en begin 2002, het eerst in Duitsland, een aantal meldingen van leverschade naar
voren waarbij kava-kava mogelijk een rol speelde. In reactie hierop werd kava-kava in Duitsland in
eerste instantie tot een UR geneesmiddel verklaard. Dit was voor niemand een groot probleem want
fytotherapeutica worden in Duitsland door de ziekenfondsen vergoed en ze worden door zowel
natuurartsen als reguliere artsen voorgeschreven.
Een kritische analyse van de beschikbare gegevens door verschillende experts heeft inmiddels
aangetoond dat de bewijzen ten aanzien van het potentiële leverbeschadigende effect van kava-kava
zeer mager zijn (3,4). Nahrstedt (3) houdt uiteindelijk slechts één melding over die zonder twijfel te
wijten is aan het gebruik van kava-kava conform de doseringsaanwijzingen van de Kommission E
(waarin de officiële experts op het gebied van de fytotherapie in Duitsland zitting hebben); een hepatitis
die overigens weer verdween na het stoppen met kava-kava. Eén geval dus op 250 miljoen gebruikte
dagdoseringen in de onderzochte periode. Loew (4) laat zien dat de gemelde ernstige schadegevallen
vrijwel steeds langdurige inname (meer dan 9 weken) betroffen en bij de (weinige) gevallen waar het
gebruik tussen 5 en 8 weken lag waren het altijd de hoge dagdoseringen (>210 mg). Bovendien blijkt
dat, zelfs als alle meldingen van leverschade aan kava-kava toegeschreven kunnen worden, de
incidentie zeer laag is, in de orde van één geval bij 10 miljoen dagdoseringen. Ter vergelijking kennen
de geregistreerde geneesmiddelen die de patiënten voorgeschreven zouden gaan krijgen bij een verbod
op kava-kava een incidentie voor leverbeschadiging van één op de miljoen (oxazepam en
bromazepam) of zelfs één op de 500.000 (diazepam) dagdoseringen (5,6). Daarom wekt het des te
meer verbazing dat de BfArM, de Duitse equivalent van het College ter Beoordeling van
Geneesmiddelen (CBG), op 17 juni 2002 een totaal verbod op kava-kava bevattende producten
uitvaardigde (7), hiermee tevens geheel voorbijgaand aan het oordeel van haar eigen experts in de
Kommission E.

Als gevolg van dit radicale Duitse besluit zijn ook in andere Europese landen maatregelen genomen.
Zo is bijvoorbeeld in Engeland, in afwachting van verder onderzoek en in overleg met de Medicines
Control Agency (MCA), door leveranciers, artsen en therapeuten besloten voorlopig geen kava-kava
te verkopen, respectievelijk voor te schrijven. Echter, toen door een dagblad handel in kava-kava
“onder de toonbank” werd onthuld, kondigde de MCA eveneens een tijdelijk verbod af. De door de
MCA gekozen manier van communiceren, waarbij een enorme hoeveelheid informatie werd
uitgewisseld tussen de MCA en ongeveer 300 belanghebbende organisaties in het veld (8), staat in
schril contrast tot de handelwijze van de Nederlandse overheid en (semi-)overheidsorganen.
In Nederland werd aan geen enkele arts of therapeut langs officiële weg iets verteld over het mogelijke
nut van kava-kava voor de volksgezondheid, alhoewel dit nut toch met regulier onderzoek
onderbouwd was. Wel werd reeds na het eerste bericht van mogelijke leverschade ten gevolge van
kava-kava door het Geneesmiddelenbulletin aan de bel getrokken met de algemene stelling dat de
consumptie van natuurlijke geneesmiddelen moet worden ontraden (9). Dezelfde krampachtige angst
manifesteerde zich bij de Keuringsdienst van Waren die, in reactie op het Duitse verbod van
jongstleden juni, op 16 juli (midden in de zomervakantie) alle fabrikanten en leveranciers waarschuwde
dat vanaf 1 september eenieder die nog kava-kava bevattende producten zou verkopen,
geverbaliseerd zou worden. Pas daarna kregen alle deelnemers aan het Reguliere Overleg Warenwet
(ROW), waarin ook de NVF zitting heeft, te horen dat kava-kava zou worden toegevoegd aan de lijst
met “verboden” planten van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten. Hiermee werd een in dit blad
voorspeld (10) misbruik van deze wet tot werkelijkheid en werden artsen en therapeuten voor het
voldongen feit gesteld dat patiënten het door hen voorgeschreven fytotherapeuticum niet meer konden
kopen. In het ROW werd toegegeven dat de communicatie geen schoonheidsprijs verdiend had.
Tevens meldde de Keuringsdienst van Waren dat zij niet voldoende deskundigheid had om een eigen
afweging te maken anders dan “waar rook is, is vuur”. Het op verzoek van de Keuringsdienst van
Waren reeds in januari 2002 door de Commissie Toetsing Fytotherapeutica (CTF) geformuleerde
standpunt werd hiermee genegeerd want “men wilde de eigen verantwoordelijkheid niet uit de weg
gaan”.
De gang van zaken op een rijtje zettend, kan feitelijk worden geconcludeerd dat er in Nederland geen
eenduidige criteria bestaan voor het wel of niet plaatsen van een medicinale plant op de “verboden” lijst.
Veeleer lijkt de mening (angst) van mensen die in dit opzicht niet over voldoende expertise beschikken
van doorslaggevend belang. Alle experts op het gebied van medicinale planten die ik om hun mening
heb gevraagd, zeggen dan ook dat hier geen wetenschappelijke maar een politieke beslissing genomen
is. De NVF heeft in het ROW gepleit voor een eigen Nederlandse wetenschappelijke afweging in deze
en vergelijkbare zaken. Eveneens heeft ze gevraagd om een evaluatie van het functioneren van het
Warenwetbesluit Kruidenpreparaten tot nu toe. De NVF is geen tegenstander van regelgeving op het
gebied van fytotherapeutica, integendeel. Zij pleitte al eerder voor een verplicht staatsexamen voor
voorschrijvers van medicinale planten, analoog aan de opleiding tot BSc herbalism in Engeland. Zij zou
ook graag op meerdere universiteiten in het land afdelingen Farmacognosie en fytotherapie (zoals in
Duitsland) opgericht zien worden die deskundigen kunnen opleiden voor onderwijs en onderzoek en
die risicobeoordelingen kunnen gaan maken. Ook zou de NVF graag zien dat de CTF wordt
toegevoegd aan het CBG, zoals de Kommission E in Duitsland deel uitmaakt van de BfArM.
Deze maatregelen zouden er in samenhang voor kunnen zorgen dat Nederland de achterstand inloopt
die het heeft ten opzichte van bijvoorbeeld Duitsland en Engeland op het gebied van de
wetenschappelijke begeleiding van de fytotherapie.

  1. Hänsel R et al. Kava als anxiolyticum. Ned Tijds v Fytotherapie 1998;11(4):12-7.
  2. Website van The Secretariat of the Pacific Community  bevat veel relevante documenten waaronder de Pacific Kava Growers Guide
  3. Schmidt M, Nahrstedt H en Nahrstedt A. Is Kava Really Hepatotoxic? Document (24.07.02)
    http://www.uni-muenster.de/chemie/PB/Kava/kava.html ; kortere versie in Deutsche Apotheker
    Zeitung 2002;142(9):58-63.
  4. Loew D en Gaus W. Kava-kava: Tragedy of a mistaken assessment. 27.09.02. In print.
  5. Schmiedel V. Freispruch für Kava. Naturarzt 2002;4:8-10.
  6. Ernst E. Second thoughts about Kava. American Journal of Medicine 2002;113(4):347-8.
  7. Behandeld in “Korte berichten“ Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie 2002;15(2):19-20.
  8. Deze documenten zijn te vinden op de website van de European Herbal Practicioners
    Association (EHPA) (www.euroherb.com) .
  9. Behandeld in “Korte berichten” Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie 2001;14(1):24.
  10. Van Asseldonk AGM, Kieviet OS, Van der Venne I, Verdonk-Kleinjan W, Wauters, Ch.
    Reacties op het warenwetbesluit kruidenpreparaten. Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie
    2001;14(1):4-16.

Juli 2002:

NVF-symposium Fytotherapie en Biodiversiteit
Een buiten verwachting groot aantal deelnemers (153) bezocht het NVF-voorjaarssymposium op 
18 april 2002 in Leiden, dat in het kader van de wereldbiodiversiteitsconferentie was gewijd aan 
ditzelfde thema, maar dan in relatie tot de fytotherapie. Dankzij flexibiliteit en  goede accommodatie bij 
de Faculteit voor Culturele en Sociale Studie van de Universiteit Leiden had ieder een fantastische dag.
 Een uitgebreid verslag zal later volgen. Abstracts zijn nu reeds te bestellen (zie ledenservice). 
Accreditatie werd verleend door ABNG, KNMP, NAAV en NWP. Mochten er vanuit de NVF-leden
 of vanuit onze lezerskring naar aanleiding van deze materie specifieke vragen zijn gerezen aan de
 inspectiedienst (AID-LNV) omtrent de handel in bepaalde soorten, dan kunt u deze vragen sturen
 naar de NVF (adres zie colofon). De meer algemene vragen en antwoorden zullen dan in dit tijdschrift 
 
gepubliceerd worden om dubbele bevraging te voorkomen. Tijdens de NVF-ledenvergadering na 
afloop van het congres werd een werkgroep ingesteld die de ontwikkelingen rond dit thema verder 
in de gaten zal houden
.



NVF-bijdrage aan congres verpleegkundigen
Een recent gehouden enquête onder verpleegkundigen liet zien dat er door 37% van de 
verpleegkundigen één of meer fouten per jaar worden gemaakt met de medicijnverstrekking 
of -toediening. Een congres hierover in de Reehorst op 22 mei 2002 werd door ongeveer 250 
verpleegkundigen bezocht en bracht schokkende feiten aan het licht. Vaak zijn fouten het gevolg van
 tijdgebrek en slechte communicatie, bijvoorbeeld door het gebruik van ouderwetse doorschrijfbriefjes 
waarvan het onderste (vrijwel onleesbaar) voor de verpleegkundige bestemd is. Vanuit de NVF werd
 tijdens het congres een toelichting gegeven over fytotherapeutica en homeopathica en vanuit het
 ministerie van VWS was er een lezing over medicinale Cannabis. Tijdens de workshops bleek dat 
patiënten vaak een geheim delen met de verpleging over het gebruik van fytotherapeutica en
 homeopathica. Verpleegkundigen gaven blijk van behoefte aan goede informatie en richtlijnen in 
verband met het onder eigen verantwoordelijkheid kunnen of mogen inzetten van zelfzorgproducten in 
deze sfeer. Een door verpleegkundigen ingestelde werkgroep complementaire zorg heeft subsidie 
gekregen vanuit de AVVV (www.complementairezorg.nl).


Fytodag voor medische studenten
Zaterdag 1 juni 2002 verzorgde de NVF op uitnodiging van de medische studentenvereniging 
Granulla een fyto-dag voor medische studenten in Maastricht. De arts Dr Marcel Verheyen en 
drs Tedje van Asseldonk verzorgden colleges fytotherapie in de ochtend. In de middag was er onder 
andere een botanische / fytotherapeutische excursie en een workshop over bereiding en kwaliteit door 
drs Christine Ruijs-Catlender. De dag werd door de 27 aanwezige studenten als erg inspirerend
ervaren. (www.granulla.nl)


Broccoli en maagzweerbacteriën
Op 28 mei 2002 publiceerden J.W. Fahey et al. (universiteit Baltimore) in de Proceedings of the 
National Academy of Science USA (99,11:7610-5) een aantal onderzoeken waaruit blijkt dat 
sulforafaan (1- isothiocyanaat-4R-methylsulfinyl-butaan) in een aantal broccoli-variëteiten een sterk
 bacteriostaticum is voor drie referentiestammen en 45 klinische isolaten van Helicobacter pylori
ook voor stammen die resistentie hebben opgebouwd tegen reguliere antibiotica. Ook bleek een korte
 blootstelling aan deze stof intracellulair H. pylori te elimineren in de humane epitheelcellijn HEp-2. 
Aan muizen toegediend, blokkeerde de stof de ontwikkeling van maagtumoren (opgewekt door
benzopyreen), behalve bij muizen waar het nrf2 gen voor fase 2 enzymen was uitgeschakeld. De 
benodigde concentraties van de stof in het menselijk lichaam kunnen zonder problemen worden 
bereikt door het eten van broccoli (www.pnas.org ).
Al lang voordat  de rol van H. pylori bij het ontstaan van maagzweren bekend was, werd in de 
fytotherapie het sap van de witte kool toegepast. Als werkzame factor werd een “vitamine U” 
(anti-ulcusfactor) benoemd, één van de zwavelhoudende inhoudsstoffen van kool
(methylmethioninesulfoniumbromide). Alle planten in de koolfamilie (kruisbloemigen) bevatten, veelal 
in de vorm van glycosiden, diverse vluchtige zwavelverbindingen  (“mosterdolie”). Er zijn ongeveer 
100 van deze glucosinolaten bekend; bij kneuzing van de cellen worden deze gesplitst in o.a. 
thiocyanaten. Zowel broccoli als witte kool zijn variëteiten van Brassica oleracea, evenals onder 
andere koolrabi, groene kool, rode kool, bloemkool, spruitjes, raapsteeltjes en boerenkool.



Kava-kava in Duitsland van de markt
Het Duitse Bundesinstitut für Arzneimittel und Medizinprodukte stuurde medio juni 2002 een brief 
naar alle bedrijven waarin ze alle vergunningen voor Kava (Piper methysticum) en 
kavaïne-bevattende producten, inclusief homeopathische verdunningen minder dan D4 introk. 

Het mag helemaal niet meer verhandeld worden. Als reden hiervoor geeft het BfArM aan dat inmiddels
 meer dan 40 gevallen van leverschade gemeld zijn die met het gebruik van (vooral hoge 
doseringen van) Kava in verband staan. Het BfArM stelt dat voor de laaggedoseerde middelen
 geen effect is vastgesteld, terwijl voor de hoger gedoseerde middelen er wel bewijs van effectiviteit is,
 maar dit weegt niet op tegen de gebleken risico’s. Het uitgebreide besluit met de argumentatie is op
 www.bfarm.de  te vinden. Kies het Duitse deel, onder “Neue Informationen…” en ga dan terug naar 
17 juni 2002.
Een aantal Duitse fabrikanten heeft verklaard het besluit juridisch aan te vechten. In verband met de
 veiligheid vinden zij het meer dan voldoende indien Kava uit de vrije verkoop wordt gehaald maar 
wel op recept verkrijgbaar blijft. Dit was al eerder vrijwillig door fabrikanten aangeboden en werd 
op 31 mei 2002 het officiële regeringsbeleid, in afwachting van een nader onderzoek naar de precieze 
noodzaak van deze voorzorgsmaatregel. Waarom dit beleid twee weken later plotseling zo 
aangescherpt wordt noemen de fabrikanten onduidelijk. De meldingen van leverschade zijn er al langer.
 Ze zijn nog steeds onderwerp van veel discussie, omdat kavagebruik veelal gecombineerd of 
afwisselend met andere medicatie plaatsvindt en tevens in de recreatieve sfeer plaatsvindt (smartshops).
 Bovendien zijn er kava-extracten in de handel op basis van alcohol en op basis van aceton, waarbij 
het laatste wellicht (een nog onbekend deel van) de leverschade verklaart. Ook een groot aantal Duitse
 experts die lid zijn van de Kommission E hebben een verklaring opgesteld waarin zij het besluit van 
het BfArM in twijfel trekken. Informatie op www.koop-phyto.org of www.bah-bonn.de
In Nederland is kava-kava geen geneesmiddel maar een voedingsmiddel. Het is nu afwachten hoe 
de Nederlandse overheid op de ontwikkelingen in Duitsland reageert. Door middel van het 
warenwetbesluit kruidenpreparaten kunnen gevaarlijke grondstoffen geweerd worden. Men moet zich 
echter ook afvragen hoe sterk de volksgezondheid ten gevolge van een dergelijk product in gevaar 
komt vergeleken bij andere warenwetproducten cq genotmiddelen als koffie, thee, alcohol, tabak 
en suiker.


Fusie Nehoma en Neprofarm
Nehoma, branchevereniging voor homeopathische, fytotherapeutische en antroposofische
geneesmiddelenfabrikanten en -importeurs, en Neprofarm, branchevereniging voor 
zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten, gaan een fusie aan met ingang van 1 oktober 2002. 
Op 1 januari 2003 wordt Nehoma als branchevereniging opgeheven. Zij gaat dan verder als een
 werkgroep voor homeopathische en antroposofische middelen binnen Neprofarm. Binnen Neprofarm 
bestaat al enige tijd een werkgroep fytotherapeutica die voorstander is van een registratieregeling 
zoals voorgesteld door de CTF. (www.neprofarm.nl)


Biodiversiteitsconferentie: betaal inheemse volkeren voor geneeskruiden
Afgevaardigden van 166 landen stelden aan het slot van de wereldbiodiversiteitsconferentie 
(5-19 april 2002 in Den Haag) richtlijnen vast inzake financiële overeenkomsten die de grote
farmaceutische en biotechnologische firma’s dienen te sluiten met de landen waaruit zij hun genetisch 
materiaal wensen te betrekken. Volgens de WHO zijn er wereldwijd ongeveer 250.000 soorten 
medicinale planten. Hieruit gewonnen extracten worden gebruikt om meer dan 85% van de 
geneesmiddelen (gebruikt door 80% van de ontwikkelde wereld) te maken. Greenpeace was niet 
tevreden met de uitkomst. Een overeenkomst om biopiraterij te stoppen is zinloos als de te verdelen 
buit voor je ogen verdwijnt, aldus Greenpeace. Maar Williams van het VN milieuprogramma 
verklaarde dat er tenminste goed gecommuniceerd was. De slotverklaring is integraal op
  www.biodiv.org te vinden.


Cranberries in het nieuws
Het voorlichtingsblad “Voeding Nu” besteedde in mei 2002 twee artikelen aan de 
gezondheidsbevorderende eigenschappen van de cranberry, die behalve als voedingsmiddel ook in de 
vorm van een supplement (capsule) wordt verkocht. Er is uitgebreid aandacht voor onder andere 
het Finse onderzoek naar preventie van blaasontsteking door het gebruik van cranberrysap en het 
mechanisme hierachter (remming van de hechting van E. coli aan de uro-epitheliale cellen). Verwezen 
wordt naar de website van het National Institute of Health in de VS: http://nccam.nih.gov 


Knoflookonderzoek gepresenteerd in de VS
Bericht van Reuters Health, april 2002: Knoflook voorkomt (en geneest zelfs ten dele) 
microplaquevorming (de primaire laesies bij atherosclerosis). Het bericht betreft de presentatie op een
symposium in Boston van het onderzoek van professor Siegel waarbij hij liet zien dat knoflookextract 
(net als HDL) de binding van LDL cholesterol remt aan de proteoglycanen op de endotheelcellen van 
slagaders (zie NTvF jg 13, nr 3, p.7-8). De vorming van plaques werd met 15% geremd en bij de 
bestaande werd 5% teruggang gevonden. Of dit effect behalve in in vitro experimenten ook in de 
klinische situatie wordt bereikt, moet nog gecontroleerd worden, verklaarde Siegel. Het effect is niet 
zo groot maar treedt wel snel op, binnen 30 minuten, en bij een realistische dosering. Professor Siegel 
zal spreken op het NVF-symposium over hart- en vaatziekten op 1 november a.s.


WHO waakt over traditionele geneesmiddelen
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft op 16 mei in Genève een begin gemaakt met een
accentverschuiving. De aandacht wordt niet meer uitsluitend op de westerse, moderne geneeskunde 
maar ook op de traditionele geneeswijzen gericht. Een werkgroep gaat de gebruikte middelen in kaart 
brengen (determineren, zorgen voor behoud van de soort en voor het patent voor de betrokken landen)
en evalueren (veiligheid, werkzaamheid, kwaliteit en standaardisering). Het gaat hierbij niet slechts om 
de gunstige aspecten maar zeker ook om de risicovolle aspecten van traditionele geneesmiddelen, die 
de laatste jaren in de westerse wereld sterk aan populariteit winnen. Maar niet alleen moeten de 
patiënten worden beschermd tegen schade, ook de traditionele genezers en hun volk moeten worden 
beschermd tegen biopiraterij (zie NTvF jg 15 nr 1). De werkgroep, onder leiding van 
dr Jonathan D. Quick, stelt zich grote doelen maar start met een, voor WHO begrippen, klein 
budget ($ 500.000).
Quick: "We want to convince the sceptics that some things work, and make
 the enthusiasts more cautious because it can kill them.”

Bron: http://www.nytimes.com/2002/05/17/international/17MEDI.html?
ex=1022994683&ei=1&en=883b7da02f0d7c86


Studie over sint-janskruid: interpretatieprobleem
De American Botanical Council (ABC) gaf op 9 april 2002 een persbericht uit met een waarschuwing
tegen misinterpretatie van de publicatie in de JAMA de dag erna over sint-janskruid
(Hypericum perforatum). Deze betreft een studie van $ 4 miljoen (18 maanden, 340 patiënten),
gefinancierd door het National Institute of Health (NIH), naar het effect van sint-janskruid bij matige
tot ernstige depressie. Zowel sint-janskruid als sertraline lieten een effect zien dat lager lag dan het
placebo-effect in de controlegroep. De enige gerechtvaardigde conclusie is dat de studie-opzet mislukt
is, aldus verklaarde één van de opstellers van het protocol, destijds in dienst van de NIH. Een mening
over de effectiviteit van sint-janskruid bij (milde of ernstiger) depressies kan hier niet op gebaseerd
worden. De auteurs hebben echter wel de conclusie getrokken dat sint-janskruid niet werkzaam is bij
matige depressie. Dit vindt de ABC een stap te ver. De firma Lichtwer (leverancier van het
fytotherapeuticum) gaf in een persbericht als mogelijke verklaring voor het mislukken van de studie
dat mogelijk een groot deel van de patiënten therapieresistent was: tweederde van de proefpersonen
was al langer dan zes maanden onder behandeling, één derde deel zelfs langer dan twee jaar. Eén van
de criteria voor deelname was het negatief reageren op minimaal twee standaardantidepressiva.
Dit komt ook naar voren bij de geringe totaalscore: zowel bij de sint-janskruidgroep als bij de
 sertralinegroep was slechts 24% van de patiënten aan het einde van de studie genezen.
Bron: www.herbalgram.org, persbericht Lichtwer en Davidson JRT et al.
Effect of
Hypericum perforatum
(St. John’s wort) in major depressive disorder: A randomized controlled
trial.
JAMA 2002;287:1807-14.



Traditionele Japanse kruidenformule en cholera
Al eeuwenlang gebruiken Japanners een bepaalde traditionele kruidenreceptuur tegen cholera.
Een aantal wetenschappers van de Chiba Universiteit in Japan onderzocht de uit de Kampoformule
Daio-kanzo-to geïsoleerde verbindingen die actief zijn tegen Vibrio cholerae en die in modelsystemen
het effect van choleratoxinen remden. Meerdere actieve verbindingen werden aangetroffen, maar een
galloyl-tannine uit de wortel van de “daio” (Rhei rhizoma) was het meest actief. Verschillende
synthetische derivaten van deze stof werden gemaakt en bleken eveneens werkzaam in de gebruikte
 testsystemen. Bron: Proc.Natl.Acad.Sci.USA 99;5:3042-6 en www.pnas.org 050302.



Tomaten als bron van nieuw insecticide
Een persbericht van de North Carolina State University meldt op 7 juni 2002 dat dr Michael Roe,
entomoloog, de toepassing als insecticide heeft gepatenteerd van een stof die in de wilde tomaat
voorkomt. De stof  (IBI-246) wordt in licentie door een biotechnologiebedrijf geproduceerd en zou
net zo werkzaam zijn als DEET (N,N-diethyl-meta-toluamide) tegen de meest voorkomende
insectenplagen. Vooral bij de toepassing in muggenmelk voor kinderen wordt er veel van verwacht,
omdat de stof al eerder veilig is bevonden voor toepassing in cosmetica. Vorig jaar werd melding
gemaakt van de insecticide werking van kattenkruid (Society of Chemistry Chicago) en de
muggenlarvendodende werking van knoflook (University of Edinburgh).


Maart 2002:

NVF opgenomen in ROW
Naar aanleiding van het in werking treden van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten, waarbij de
NVF vooraf niet betrokken was, heeft er overleg en briefwisseling plaatsgevonden tussen de NVF
en het ministerie van VWS (zie ook NTvF April 2001). Dit heeft geleid tot het betrekken van de
NVF bij het Regulier Overleg Warenwet, Deskundigenoverleg Gezondheidsbevorderende
Levensmiddelen.


 
Onderwijscommissie zoekt docenten
De NVF-onderwijscommissie heeft van diverse kanten verzoeken ontvangen tot het geven van
lezingen cq korte cursussen voor o.a. medische studenten en therapeuten. Daarom zou zij graag in
contact komen met NVF-leden, bij voorkeur universitair docenten, maar ook artsen, farmacognosten,
farmacologen of apothekers die bereid en in staat zijn voor geïnteresseerde toehoorders te spreken over
* de klinische plaatsbepaling van fyotherapeutica in de reguliere farmacotherapie
* farmacologie, farmacognosie, kwaliteitscontrole, distributie, wetgeving.
Graag uw reactie naar het NVF-bureau: nvf@fyto.nl  .


Europese richtlijn traditionele kruidengeneesmiddelen naar Europarlement
De Europese commissie heeft na diverse conceptversies op 17 januari 2002 het definitieve voorstel
gepresenteerd dat zal worden aangeboden aan het Europarlement. Het document is ook in het
Nederlands te downloaden op de EMEA website.
De kern van deze richtlijn is het volgende:
Naast de kruiden in de warenwet en de fytotherapeutica die als geregistreerd geneesmiddel worden
aangeboden staat er een derde mogelijkheid voor fytotherapeutica open: registratie (binnen de
geneesmiddelenwet) als traditioneel geneesmiddel. Dit geldt alleen voor middelen die van farmaceutische
kwaliteit zijn. In plaats van eigen onderzoeksresultaten naar veiligheid en effectiviteit te overleggen kan
de fabrikant verwijzen naar het traditioneel gebruik of naar plantenmonografieën, opgesteld door een
nieuw in te stellen Europese commissie. De aldus geregistreerde middelen moeten op het etiket, op de
bijsluiter en in reclame-uitingen vermelden: traditioneel kruidengeneesmiddel, de werkzaamheid is niet
klinisch aangetoond. Middelen die hiervoor in aanmerking willen komen, dienen minimaal 30 jaar in
Europa te zijn verhandeld; betreft het exotische middelen dan dienen ze minimaal 15 jaar in Europa en
minimaal 30 jaar in het land van herkomst medisch te zijn toegepast.


Fytotherapie in de Nederlandse pers
Het gratis dagblad voor treinreizigers Spits besteedde in de rubriek zorg op 20.02.2002 met een
uitgebreid artikel aandacht aan de toenemende populariteit van fytotherapeutica. Phytogenix en het
NVF-bureau werden geïnterviewd voor dit artikel.


Salomonsoordeel kort geding VSM-Bional
De Friese kantonrechter deed 21 maart 2002 uitspraak in een kort geding dat VSM tegen Bional had
aangespannen. Bional had, gebruik (of misbruik?) makend van de onzekerheid in de branche rond de
registratie van homeopathische middelen eind 2001 haar fytotherapeutische producten als alternatief
naar voren geschoven in een mailing aan drogisten en apothekers. Hierbij werd een product van VSM
genoemd en naar aanleiding daarvan moest Bional de proceskosten betalen. Alle eisen van VSM tot
rectificatie en schadevergoeding werden echter niet gehonoreerd door de rechter, na het “in pari-delicto” 
verweer van Bional. “De grenzen van de mogelijkheden in farmacommunicatie zijn eens te meer duidelijk
geformuleerd en dat is een goede zaak” verklaarde Peter Verpalen (Bional) na afloop. Maar ook VSM
constateerde in haar persbericht tevreden dat Bional veroordeeld was.  Wij hopen dat na dit
Salomonsoordeel de bedrijven weer oog hebben voor wat hen bindt: het leveren van kwalitatief
hoogstaande fytotherapeutica en gezamenlijke inspanningen hiertoe niet uit de weg gaan.


Website etnobotanie en zoöfarmacognosie
Recent heeft het Instituut voor Etnobotanie en Zoöfarmacognosie een website geopend. Zij is vooral
bedoeld voor haar (fytotherapie) studenten, maar bevat wellicht informatie en links die voor NTvF
lezers ook interessant zijn, zoals diverse foto’s van kruidenverzamelende apen in Apenheul.
Het adres is www.ethnobotany.nl 


Code Goed Gebruik  FMWV
PROCEDURES ROND HET ‘NADER GEBRUIK’ VAN LICHAAMSMATERIAAL
VOOR MEDISCH WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK; AANWIJZINGEN VOOR
ONDERZOEKERS (degenen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het onderzoek).
De samenleving wordt ingewikkelder en veeleisender. Tegelijkertijd nemen de mogelijkheden van
wetenschappelijk onderzoek toe, met name van lichaamsmateriaal. Er worden dus hogere en meer
expliciete eisen gesteld bij dergelijk onderzoek aan de omgang met persoonsgegevens en
 lichaamsmateriaal. Dit heeft consequenties voor uw werk als medisch onderzoeker. Ook als u
wetenschappelijk onderzoek doet met behulp van lichaamsmateriaal dat eerder in het kader van een
ander doel beschikbaar kwam (meestal diagnostiek of chirurgische behandeling). Dan wordt van u
verlangd daarbij de zeggenschapsrechten in acht te nemen van degenen van wie het materiaal
afkomstig is, tevens dat u hun privacy beschermt. In het verleden werd dit ‘restmateriaal’ vaak
voor onderzoek gebruikt zonder dat patiënten op de hoogte waren of dat hun wensen terzake
uitdrukkelijk werden gevolgd. Inmiddels is dit maatschappelijk niet meer aanvaardbaar.

Daarom heeft de Federatie van Medisch Wetenschappelijke Verenigingen (FMWV), ongeveer
20 verenigingen in aantal, een ‘Code Goed Gebruik’ ontwikkeld via een commissie van
vertegenwoordigers uit de diverse verenigingen, aangevuld met diverse juridische experts en
vertegenwoordigers van de patiënten en de KNMG. Hierin zijn de voorwaarden beschreven voor,
zoals de officiële term luidt, 'nader gebruik' van lichaamsmateriaal voor wetenschappelijk onderzoek.
De in april 2001 vastgestelde code is onderschreven door de KNMG, waarvan ook de Orde van
Medisch Specialisten, koepel van de klinisch-wetenschappelijke verenigingen, deel uitmaakt.

De Code volgt op diverse rapporten die over dit onderwerp zijn verschenen (met name het Advies
van de Gezondheidsraad ‘Naar Goed Gebruik’ uit 1994) en loopt vooruit op wetgeving terzake
die reeds herhaaldelijk is aangekondigd. Tevens werd gebruikgemaakt van de ervaringen met de
gedragscode ‘Goed Gedrag’, waarvan in 2002 een nieuwe versie uitkomt.

De ontwikkeling van de code werd financieel mogelijk gemaakt door een subsidie van de Stichting
Fondsenwervingsacties Volksgezondheid te Den Haag en het secretariaat werd gevoerd door het
bureau MedLawConsult te Rotterdam.

Voor de goede orde zij vermeld dat deze Code niet van toepassing is, wanneer lichaams-materiaal
overeenkomstig het doel van de behandeling nader wordt gebruikt in het kader van gebruikelijke
 procedures voor kwaliteitsborging en -bevordering.

Alle NVF-leden ontvangen op verzoek (schrijf of bel naar het NVF-bureau) van de Code Goed
Gebruik gratis een handzame, beknopte versie. In de originele tekst van de Code staan uitgebreide
toelichtingen en beschouwingen over de keuzes die bij het opstellen van de Code zijn gemaakt.
De volledige tekst met bijbehorende documenten is te vinden op de website van de FMWV
http://www.federa.org . De laatste versie is van januari 2002 (nummer 7.3).


WHO-richtlijnen voor onderzoek naar traditionele geneeswijzen
De afgelopen tien jaar zijn er verschillende publicaties van de WHO verschenen over medicinale planten,
 waaronder kwaliteits-controlerichtlijnen, veiligheids- en kwaliteitsbeoordelingen en monografieën. Recent ontvingen wij de “General guidelines for methodologies on research and evaluation of traditional medicine” (80 pp, waarvan 60 pagina’s appendix). De researchmethodologie bekommert zich niet alleen om de gebruikte geneesmiddelen (veelal kruiden), maar zeker ook om procedures waarbij farmacie geen of een ondergeschikte rol speelt (massage, yoga, enz.). In het aanhangsel o.a. toelichting op de WHO Quality of Life User Manual, met naast het fysieke, psychische, sociale en omgevings- ook het spirituele domein. Geïnteresseerde NVF-leden kunnen tegen kostprijs een kopie bij het NVF-bureau opvragen. De uitgaven van de WHO zijn te bestellen via www.delindeboom.com


Biodiversiteit en bio-prospecting
Wereldwijd hebben 182 landen, waaronder Nederland, met elkaar afgesproken inspanningen te leveren tot behoud van de biodiversiteit door duurzame omgang met de natuur. Dit is vastgelegd in de Convention on Biological Diversity (COB), zie www.biodiv.org . In deze overeenkomst wordt tevens het eerlijk en gelijkwaardig delen in de opbrengst van het gebruik van genetisch materiaal vastgelegd, met name de toegang tot de benodigde technologie hiervoor dient gedeeld te worden. De COB heeft twee speciale werkgroepen ingesteld die zich met deze gevoelige materie bezighouden. De 6e bijeenkomst van de Conference of the Parties (COP-6) to the COB vindt van 7-19 april in Den Haag plaats.
Biodiversity prospecting of bio-prospecting houdt in het verzamelen en taxonomisch identificeren van organismen (meestal planten) en vervolgens het screenen van het materiaal op medisch actieve verbindingen. Een aantal actiegroepen in de derde wereld heeft grote bedenkingen hierbij (www.grain.org). Zij twijfelen niet aan de goede bedoelingen van de COB maar zien na tien jaar nog veel te weinig resultaat. Met hen organiseren enkele organisaties (o.a. aseed europe: www.aseed.net ) op 8-17 april festiviteiten en (fiets)demonstraties onder de titel “Resistance is fertile”, eveneens in Den Haag .



Handel in Europese Medicinale Planten en biodiversiteit
In een rapport van Traffic Europe, dat zeker ter sprake zal komen op het congres over biodiversiteit en fytotherapie van 18 april a.s., wordt een overzicht gegeven van de bedreigde medicinale plantensoorten in Europa. Over-exploitatie, destructieve oogsttechnieken, verlies aan habitat en genetische diversiteit vormen de achtergrond van het probleem. Ongeveer 150 soorten zijn in tenminste één Europees land bedreigd ten gevolge van overmatige verzameling in het wild. Genoemd worden o.a. Adonis vernalis, Arctostaphylos uva-ursi, Arnica montana, Cetraria islandica, Drosera rotundifolia, Gentiana lutea en Ruscus aculeatus.


Petasites bij hooikoorts
In het British Medical Journal (BMJ) van 19 januari 2002 verscheen een klinische studie van A. Schapowal (allergiekliniek in Landquart, Zwitserland) waarin een preparaat op basis van groot hoefblad (Petasites hybridus) werd vergeleken met cetirizine bij hooikoortspa-tiënten. Beide preparaten waren even effectief, maar het Petasites preparaat gaf minder sedatie als bijwerking. Dit preparaat wordt bereid door middel van CO2 extractie. Het bevat geen detecteerbare pyrrolizidinealkaloïden en is daarmee een goed voorbeeld van de manier waarop dergelijke planten binnen de kaders van de nieuwe warenwetregelgeving gebruikt kunnen worden. In Nederland is het preparaat nog niet in de handel. (De studie is te lezen op www.bmj.com).


Echinacea en atopisch eczeem
Ook in Australië is Echinacea een populair fytotherapeuticum. R.J. Mullins en R. Heddle beschrijven in Ann Allergy Asthma Immunol.2002 Jan;88(1):42-51 een aantal patiënten die astma-aanvallen of eczeem ontwikkelden ten tijde van het gebruik van Echinacea preparaten. Zij bestudeerden ook een aantal gevallen van gerapporteerde bijwerkin-gen en deden een test bij 100 atopische patiënten uit hun praktijk: 20% van deze patiënten, ook als ze nog nooit Echinacea gebruikt hadden, reageerden hierop (STP positief).  De conclusie is dat mensen met atopische klachten indien ze Echinacea willen gaan gebruiken attent moeten zijn op een eventuele verergering van hun allergische reacties.


Fytotherapie bij functionele dyspepsie
Het Zeitschrift für Gastroenterologie (verenigingsorgaan van de Duitse, Oostenrijkse en Hongaarse Vereniging voor gastroenterologie en hepatologie) publiceerde medio 2001 een dubbelblinde placebogecontroleerde vergelijkende fase II studie met een fytothera-peuticum op basis van Iberis amara en acht andere planten (STW-5), en hetzelfde fytothe-rapeuticum zonder de Iberis amara, hier genaamd STW-5-2. N=20. De belangrijkste parameter was het profiel aan gastrointestinale symptomen (GIS). Beide preparaten lieten een zeer significante klachtenvermindering zien (p<0,001) ten opzichte van placebo. Het verschil tussen de beide fytotherapeutica  was niet statistisch significant (p>0,05). Wel werkte STW-5 iets sneller dan STW-5-S naar het bereiken van de stabiele klachtenvermindering (p=0,023). De onderzoekers bespreken de additieve werking  ten gevolge van de toevoeging van Iberis amara. Met cisapride, STW-5  en STW-5-2 werd een vergelijkende studie gedaan (n=60); hierbij daalde het GIS-profiel in 28 dagen van 14,4 naar 3,6 (cisapride), 2,8 (STW-5-2), respectievelijk 2,3 (STW-5).


Natuurschoon en gezondheid
Planten hebben niet alleen bij inwendig gebruik een positief effect op de gezondheid; ook het vertoeven in een groene omgeving werkt gezondheidsbevorderend. Aldus een recent onderzoek van RIVM in samenwerking met Alterrra (Research Instituut voor de Groene Ruimte). Hoe meer groen in de buurt, des te minder gezondheidsklachten van de wijkbewoners. Patiënten die een galblaasoperatie hebben ondergaan, herstellen sneller en hebben minder pijnstillers nodig als zij vanuit hun ziekbed uitzicht hebben op bomen, dan wanneer zij worden verpleegd in een kamer met uitzicht op een bakstenen muur. De natuur wordt in de gezondheidszorg nog bijna niet erkend als preventief of curatief middel. Binnenkort zal de Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek beginnen met  het opstellen van een advies over onderzoeksprogrammering op dit terrein. (Bron: tijdschrift Graadmeter, jan/feb 2002, jg 18,nr1, p. 3, Gezondheidsraad, zie www.gr.nl (ga via welkom, gezondheidsraad(NL) naar nieuws en dan naar maart, 1 maart, Graadmeter jan/feb).


Fytotherapeutica en fytogene verbindingen in de oncologie
Om uit de paradox te komen van voor het menselijk lichaam zeer schadelijke tumorremmers die toch zo toxisch mogelijk moeten zijn voor de tumorcellen, wordt de laatste jaren met steeds meer belangstelling gekeken naar plantextracten. Men verwacht hier Biologische Respons Modificatoren (BRM) te kunnen vinden, middelen die mogelijk de bijwerkingen van cytostatica kunnen verminderen terwijl de effectiviteit ervan onaangetast blijft en eventueel zelfs vergroot wordt. Planten die in dit verband al enige tijd worden onderzocht zijn bijvoorbeeld Nigella sativa, Viscum album, Panax ginseng, Panax quinquefolium, Eleutherococcus senticosus, Astragalus membranaceus, Echinacea spp en Camellia sinensis en diverse medicinale paddestoelen (zie de NTvF editie van juli 2001).
Recente publicaties vestigen de aandacht op [6]-paradol, een fenolverbinding die in planten van de Zingiberaceae (gemberfamilie) voorkomt en (opnieuw) op silymarin uit de Mariadistel. W.Y. Chung et al. verrichtten een aantal studies bij met DMBA (7,12 dimethylbenzantraceen) geïnduceerde en met TPA (12-O-tetradecanoylphorbol-13-acetaat) versterkte tumoren. Hierop werkten zowel  [6]-paradol als enkele synthetisch afgeleide verbindingen preventief, zowel incidentie als vermenigvuldiging van de tumoren verminderde. Deze en andere bevindingen lieten zien dat de geïsoleerde verbindingen potentieel kankerpreventieve eigenschappen bezitten (Mutat Res 2001 sep 20; 496(1-2):199-206). W. Zhu et al. publiceerden in Carcinogenesis 2001 sep;22(9):1399-403 “Silymarin inhibits function of the androgen receptor by reducing nuclear localization of the receptor in the human prostate cancer cell line LNCaP”. Om prostaatkanker te voorkomen wordt gezocht naar verbindingen met nieuwe mechanismen om de androgeenreceptor te blokkeren. Eerdere studies lieten zien dat silybinin (hoofdbestanddeel van silymarin) de celproliferatie remt in een humane prostaatkankercelkweek. Dit onderzoek probeert het moleculaire mechanisme dat hierbij potentieel een rol speelt te verduidelijken. De onderzoekers laten zien dat de immuunmodulator FKBP51 androgeen gereguleerd wordt, deze regulatie wordt onderdrukt door silymarin en silybinin. Enig inzicht werd verkregen in de moleculaire mechanismen van de beïnvloeding door silymarin van de werking van androgeen in prostaatkankercellen.
Meer over oncologie in het decembernummer van deze jaargang (2002).


 

 

 

 


Publieksinformatie
over
kruidengenees-
middelen:


NTvF


JAAR
verslag


 

 

 

 

Externe links worden in een nieuw venster geopend.

U kunt een e-mailbericht met vragen of opmerkingen  
                    over deze website verzenden aan webmaster@fyto.nl.
                    Copyright © 2014 NVF   Laatst bijgewerkt: 18-02-2014