Korte nieuwsberichten uit het NTvF:
Het NVF-bestuur heeft met instemming
van de ledenvergadering ervoor gekozen om voor de bijeenkomsten in 2004 samen te
werken met enkele andere organisaties. Dit betekent beide keren een bijeenkomst
op donderdag.
Op 13 mei 2004 zal samen met het
landelijk PAO-bureau Farmacie een cursusdag in Utrecht georganiseerd worden
onder de titel: Fytotherapie van wetenschap naar patiëntenzorg. Sprekers
op die dag zijn onder meer drs J.H. van Meer, drs Ch. Wauters, drs J. Wijbenga
en dr J. Schulte. Informatie en inschrijving uitsluitend via het PAO-bureau:
www.paofarmacie.nl en
info@paofarmacie.nl. Na afloop van de cursus, die door NVF-leden met korting
bezocht kan worden, zal de NVF-voorjaarsvergadering plaatsvinden.
klik hier voor meer informatie
In oktober 2004 vinden de FIGON (Federatie voor Innovatief
Geneesmiddelen Onderzoek) geneesmiddelendagen plaats in Lunteren. Op de eerste
dag (7 oktober 2004) zal een gecombineerd NVF/LOF (Landelijk Overleg
Farmacognosie) symposium worden gehouden waaraan ook de sectie biogene
geneesmiddelen van de NVFW (Nederlandse Vereniging Farmaceutische Wetenschappen)
en de GA (Gesellschaft für Arzneipflanzenforschung) zal deelnemen. Ook zal op
deze dag de NVF-najaarsvergadering plaatsvinden. Het thema van de dag is
Biogenic Drugs and the Central Nerve System (Biogene geneesmiddelen en het
Centraal Zenuwstelsel).
klik hier voor meer informatie.
Op de ledenvergadering van 25 oktober 2003 hebben de
leden ingestemd met het verzoek van het NVF-bestuur om twee extra bestuursleden
te benoemen, namelijk drs L.K. de Munck-Khoe en dr C.J. Beukelman. Omdat drs J.H.
van Meer aangaf per 1 januari 2004 het voorzitterschap te willen beëindigen
heeft het bestuur de heer Beukelman benoemd tot interimvoorzitter voor de
periode tot de volgende bestuursverkiezing (najaar 2005). zie verder:
bestuur.
In het 6e supplement van de
Europese Farmacopee, 4e editie, zijn vijf nieuwe monografieën
opgenomen over plantenbereidingen (het betreft Atropa belladonna, Solidago
virgaurea, Silybum marianum, Hypericum perforatum, dit betreft de
homeopathische bereiding, de fytotherapeutische was er al, en Citrus sinensis).
Tevens gelden vanaf 1 januari 2004 een aantal herzieningen inzake monografieën
van Matricaria recutita, Rosa canina, Eleutherococcus senticosus, Eucalyptus
globulus, Gentiana lutea, Cephaelis acuminata / C. ipecacuanha, Fucus
Vesiculosus / F. serratus en Mentha x piperita. Correcties zijn aangebracht
bij Citrus aurantium, Origanum onites / O. vulgare, Plantago lanceolata
en Myroxylon balsamum. Zie de website
www.pheur.org
Recent werd door de Nigeriaanse
overheid de Traditional Medical Council of Nigeria bij wet ingesteld. De
Universiteit van Lagos heeft een diplomaprogramma kruidengeneeskunde ingesteld.
Dit is bedoeld om traditioneel werkende geneeskundigen, en overige
geïnteresseerden, te scholen in zaken als taxonomie, systematiek en
extraheertechnieken.
Vorig jaar is aan de Kwame Nkrumah
Universiteit of Science and Technology (KNUST) in Cape Coast, Ghana een BSc
opleiding in herbal medicine opgestart, die nu 60 studenten telt. Dr V.
Ankamah-Lomotey van KNUST verwacht dat de komende vijf jaar
kruidengeneesmiddelen de reguliere geneesmiddelen zullen overvleugelen in Ghana.
In Melbourne wordt een nieuw
onderzoekscentrum opgezet waar traditionele Chinese, Arabische en Indiase
geneesmiddelen onafhankelijk onderzocht zullen worden. Hieraan werken
verschillende Australische universiteiten en complementaire beroepsopleidingen
mee. De kosten (1 miljoen Australische dollar) worden voor de helft door de
overheid betaald.
Het ministerie van gezondheid in
Zuid-Afrika heeft een virtueel onderzoekscentrum voor traditionele
geneesmiddelen opgezet om wetenschappelijk onderzoek naar de therapeutische
eigenschappen te faciliteren. Het centrum wordt bestuurd door de Medical
Research Council en de Council for Scientific and Industrial Research, maar ook
universiteiten, andere wetenschappelijke organen en particuliere
onderzoeksinstellingen nemen hieraan deel.
Bronnen: Daily Champion (Lagos) 14 november 2003,
www.ghanaweb.com 19 november 2003, Herald Sun
(Australië) 24 november 2003,
www.scidev.net 11 september 2003.
Onderzoek aan de Universiteit
van Illinois liet zien dat ratten die testosteron en N-methyl-N-nitroso-ureum
in hun voer kregen door het toedienen van tomatenpoeder (overeenkomend met 13 mg
lycopeen/kg) een significante bescherming ondervonden tegen sterfte door
prostaatkanker (62% versus 80% in de controlegroep). Synergie in de
tomaatbestanddelen lijkt daarbij een rol te spelen. De stof lycopeen, veel
verwerkt in voedingssupplementen en meestal als de meest werkzame verbinding
beschouwd, werd ook afzonderlijk toegediend (161 mg/kg) en dit leverde slechts
een kleine, niet significante reductie in sterfte op. Overigens was de
bescherming door een 20% calorie-armer dieet vrijwel even groot als door het
tomatenpoeder.
Bron: Boileau
et al, J Natl Canc Inst 5 nov 2003.
De bijdrage van
keukenkruiden evenals die van medicinale kruiden aan de totaalopname van
anti-oxidanten kan heel groot zijn, stelt een Noorse onderzoeksgroep. Dit kan
zelfs de bijdragen van groeten, fruit en granen overschaduwen. Met name was de
anti-oxidantenconcentratie zeer hoog in oregano, salie, munt, thijm,
citroenmelisse, piment, kruidnagel, kaneel, glidkruidwortel. Tussen de kruiden
onderling zaten grote verschillen die soms een factor 1000 bedroegen
Bron: S. Dragland et al. 2003.
J.Nutr. 133:1288-90.
Uit de praktijk van
fytotherapeuten is bekend dat bij de inzet van Echinacea rekening moet worden
gehouden met mogelijke allergische reacties en dat de Echinacea direct bij de
eerste infectiesymptomen in hoge dosering moet worden toegediend, dat die daarna
wordt gehalveerd en niet te snel afgebouwd. Een onderzoek van J.A. Taylor et al
in JAMA van 3 december 2003 beschrijft toediening van Echinaceasiroop (2,34%
gedroogd perssap uit vers kruid E. purpurea (31,5-53,6:1) aan kinderen (2 x 3,75
ml/dag aan 2-5 jarigen; 2 x 5 ml/dag aan 6-11 jarigen) op het moment dat de
ouders met twee of meer symptomen naar de kliniek gingen om zich te melden voor
het onderzoek. De siroop had geen effect op duur en intensiteit van de
ziektesymptomen. Het aantal bijwerkingen van Echinacea was gelijk aan dat van de
placebogroep, en het aantal allergische reacties viel mee, bij 7,1% van de verum
(en 2,7% van de placebo) groep trad voorbijgaand huiduitslag op. Ook waren er
meer koortsdagen (0,81 versus 0,64; net niet significant, p = 0,09) in de verum
groep. Het aantal tweede verkoudheden tijdens de onderzoeksperiode was lager in
de Echinaceagroep (64,4 % versus 52,3 %, p = 0,015). De auteurs vermelden dat
mogelijk een ander preparaat of een andere dosering een meer positieve uitkomst
had kunnen geven. Maar deze studie geeft geen steun aan de inzet van dit
preparaat bij verkouden kinderen. Bronnen:
www.jama.com en
www.herbalgram.org
Sinds kort is in Nederland
honingzalf zowel op recept als vrij verkrijgbaar. Honing werkt antibacterieel en
onderzoek heeft aangetoond dat zuivere honing sneller wonden laat genezen dan
occlusief verband of zilversulfadiazine crème. Bovendien werkt honing nog wel
tegen antibiotica-resistente bacteriën. Honingzalf is ongeveer vier maal zo duur
maar biedt wel diverse voordelen bij zeer veel wondsoorten in de zwarte, gele en
rode fase. Met de zalf zelf is nog geen vergelijkende klinische studie gedaan.
Bron: Pharm
Sel 2003; 19:96-100.
Positieve dopingtesten bij topsporters brachten het risico
van vervuilde voedingssupplementen onder de aandacht. Daarom hebben enkele
organisaties, waaronder de branchevereniging NPN, een zekerheidssysteem
ingevoerd voor sportvoedingssupplementen. De 29 bedrijven die hieraan mee doen
garanderen dat de supplementen vrij zijn van doping-geduide stoffen. Dit zal
steekproefsgewijs door het RIVM gecontroleerd worden. De deelnemers zijn te
vinden op
www.necedo.nl/nzvt
De laatste jaren zijn er in de
Verenigde Staten veel problemen geweest met vervuilde en vervalste
kruidenpreparaten. Hierdoor is de omzet sterk gedaald. De American Botanical
Council (ABC) heeft nu samen met fabrikanten een veiligheidslabel (Safety
Labeling Program: SLP) geïntroduceerd om de consument te informeren. Een
belangrijk aspect hierin is het vermelden van interacties met chemische recept-
of vrij verkrijgbare (OTC) geneesmiddelen. Een probleem hierbij is dat de
laatste tijd veel is gepubliceerd over (potentiële) interacties op basis van
theorieën of speculaties, maar dat deze interacties in de praktijk, ondanks
veelvuldig gecombineerd geneesmiddelgebruik, weinig gezien worden. De informatie
op de labels zal worden gehaald uit informatiebladen die de ABC opstelt en
bediscussieert met wetenschappelijke experts.
Bron:
www.herbalgram.org
Per
1 september 2003 mogen apothekers in Nederland medicinale cannabis
verstrekken aan patiënten die hiervoor een recept hebben gekregen van hun
arts. Op de website van het Bureau voor Medicinale Cannabis
( www.cannabisbureau.nl ), onderdeel
van het ministerie van Volksgezondheid
Welzijn en Sport (VWS), is alle nodige informatie voor arts, apotheker en
patiënt te vinden zoals een beschrijving van de twee beschikbare
variëteiten SIMM 18 en Bedrocan, de prijs (en hoe die tot stand komt),
alsmede alle documentatie over de opiumwet en het 105 pagina's tellende
rapport van ZorgOnderzoek Nederland (ZON) over medicinale cannabis. Ook
wordt er gewaarschuwd dat de twee verhandelde variëteiten flink wat sterker
zijn (met name wat betreft het dronabinol oftewel THC gehalte) dan het
voorheen veelgebruikte cannabisproduct van Maripharm. Het is verheugend
dat patiënten die baat lijken te hebben bij medicinale cannabis nu op
reguliere wijze aan een kwalitatief goed product kunnen komen. Het zou een
nog betere zaak zijn als VWS en ZON deze procedure herhalen voor andere
kruiden die door patiënten naar tevredenheid werden of worden gebruikt maar
nu of binnenkort niet meer verhandeld mogen worden zoals Kava kava,
Ephedra, Stephania, Symphytum (waarvoor de ontwikkeling van een
pyrrolizidinenvrij product nodig is), enzovoorts. En waarom wordt er door
de overheid geen energie gestoken in het stimuleren van onderzoek naar
medicinale planten, zoals knoflook, die een groot medicinaal (met name
preventief) nut zouden kunnen hebben maar vanwege het ontbreken van
}patenten (net als bij de cannabis) op dit moment niet voldoende onderzocht
worden met geld vanuit het bedrijfsleven? De WHO heeft al in 1998
richtlijnen opgesteld waarin staat
dat elk land zijn eigen kruidentraditie
moet documenteren, evalueren en behouden en dat de regering moet toezien op
verbetering door onderwijs, onderzoek, examens, enz. Naast de zeer terechte
aandacht (typisch Nederlands) voor cannabis als medicijn is het nu de
hoogste tijd om ook naar andere planten te kijken.
geplaatst:
22-9-2003
De ontwikkeling in de tegengestelde richting als door Wagner geschetst gaat eveneens door.
In dit tijdschrift werd reeds eerder (december 1995,
NTvF; 8(4):9-12) geschreven over de cholinesterase-remmer galantamine (komt
onder meer voor in het sneeuwklokje, Galanthus
nivalis), een potentieel interessant middel bij Alzheimer. Het in 1998 in
Europa geregistreerde synthetisch galantamine is nu ook in Nederland als
geneesmiddel geregistreerd (aldus J. Lekkerkerker in het Pharmaceutisch Weekblad
van 15 augustus 2003, pag.1175) ondanks de beperkte werkzaamheid.
geplaatst:
22-9-2003
Professor H. Wagner schetst in het Zeitschrift für Phytotherapie (2002;23:164-8) drie belangrijke
activiteiten die bijdragen aan een meer rationele fytotherapie: nieuwe
technieken voor het analyseren en standaardiseren van inhoudsstoffen; het
toepassen van moleculair biologische modellen (biologische testen) bij het
vaststellen van de activiteit van plantextracten en het verrichten van
klinische, farmacodynamische en farmacokinetische studies volgens GCP-normen. De
Duitse ervaring met dit type onderzoek zou benut moeten worden om bijvoorbeeld
ook de traditioneel Chinese en Indiase geneesmiddelen te evalueren. Vooral de
biologische testen hebben laten zien dat extracten vaak veel breder werkzaam
zijn dan geïsoleerde stoffen vanwege de multivalentie en synergie van de zeer
diverse in totaalextracten aanwezige bestanddelen. Dat deze synergie niet alleen
bestaat uit verbeterde beschikbaarheid (ten gevolge van bijvoorbeeld de
aanwezige saponinen) is aangetoond voor bijvoorbeeld een mengsel van ginkgoliden
A en B. Samen toegediend is het effect hiervan groter dan de optelsom van elk
apart. Vergelijkbare effecten zijn gevonden voor kava-kava, wilg, zoethout,
cannabis, hop, valeriaan, sint-janskruid, ginseng en gember. De therapeutische
equivalentie die inmiddels vastgesteld is tussen verschillende enkelvoudige
geneesmiddelen en plantextracten of tussen het totaalextract en (een veel hogere
concentratie van) het meest werkzame geïsoleerde bestanddeel, bevestigt het
gelijk en de actualiteit van de empirisch gewortelde behandelconcepten in de
fytotherapie. Ook in de chemotherapie wordt steeds vaker met combinaties gewerkt
en naar “multi-target”-therapieën
gezocht.
Enkele voorbeelden die Wagner geeft van het door hem
bedoelde onderzoek:
-
het vaststellen van de onjuiste botanische tenaamstelling en
concentratieverschillen bij veel preparaten die als "Echinacea
purpurea" in de handel zijn;
-
het in moleculaire modellen tonen van het anti-atherosclerotisch
effect en situatie-selectieve apoptose-inductie opgewekt door knoflookextract;
-
opheldering van het werkingsmechanisme van brandnetelwortel (lectinen
bezetten receptoren van epidermale kankercellen en werken zo antiproliferatief);
-
onderzoek van Gong en Sucher dat het totale werkingsspectrum van
complexe Chinese recepten ter preventie van CVA liet zien met alle
synergistische componenten;
-
de vaststelling dat een dagdosis sint-janskruid met acht tot tien
milligram bioactieve verbindingen gelijkwaardig is aan een dagdosis van 150 mg
Imipramin (gemeten aan de HAMDA-score);
-
verbeterde metabolietendetectie in urine, gal, bloed en
orgaanweefsel heeft veel meer inzicht verschaft in de farmacokinetiek van
fytotherapeutica en de werkzame stoffen die erin zitten.
Wagner besluit met een vooruitblik: in de reguliere
geneeskunde wordt steeds minder symptomatisch en steeds meer causaal behandeld.
De natuurgeneeskunde heeft vanaf het begin het versterken van het afweersysteem
en het causaal remmen van ziekteprocessen hoog in het vaandel gehad en ook
hierdoor krijgt de fytotherapie een nieuwe legitimatie.
geplaatst:
22-9-2003
K. Martin en E. Ernst publiceerden in de Joumal of Antimicrobial Chemotherapy (2003;51:241-6) een overzicht van gecontroleerde
klinische studies naar behandeling van bacteriële infecties met kruiden. In dit
artikel wordt gewezen op de toenemende resistentie van micro-organismen tegen
antibiotica en het veelvuldig gebruik van kruiden als huismiddel. Gezocht werd
naar klinische studies met enkelvoudige totaalextracten voor inwendig gebruik,
waarbij het puur ging om de antibacteriële werking en niet om preventie of
verhoging van de immuunactiviteit. Het bleek dat veel plantextracten met een
lange traditie en veelbelovende in vitro
testresultaten nog nooit in een klinische studie hiervoor getoetst zijn. Het
ontbreken van patenten zien de auteurs als belangrijke oorzaak hiervoor. Er
werden drie studies gevonden in
relatie tot Helicobacter pylori, twee
met knoflook (waarvan eenmaal in combinatie met Spaanse peper) en één met
kaneel. Geen van de drie studies liet een effect van de planten op de
kolonievorming zien. Verder werden enkele studies met uitwendige toepassingen
gevonden. Een studie met een zalf van zwarte thee (Thea
assamica 5%) in relatie tot huidinfectie (impetigo) met Staphylococcus
aureus en Streptococcus
pyogenes liet een goed resultaat zien, vergelijkbaar met reguliere middelen.
Het resultaat van neuszalf en wassing met tea tree-olie bij een methicilline-resistente S. aureus-kolonie
was vergelijkbaar met mupirosin (tea tree 4% met mupirosin 2%), maar deze studie
was erg klein van opzet. Niettemin verdienen deze twee zaken volgens de auteurs
meer en groter opgezet onderzoek omdat ze op goedkope wijze oplossingen kunnen
bieden voor problemen die steeds groter worden in de reguliere zorg. Tea
tree-olie had ook een goed resultaat in een proefstudie bij acne. Een studie met
Ocimum gratissimum-olie (2 % in
alcohol en ook 5% in cetomacrogol) liet bij acne zelfs een beter resultaat zien
dan benzoylperoxide. Het sterkere preparaat (5%) was echter in een aantal
gevallen irriterend en de geur werd niet gewaardeerd. De auteurs benadrukken dat
dit onderzoeksterrein verder ontwikkeld moet worden.
geplaatst:
22-9-2003
Op het congres van de American Society for Microbiology (19
mei 2003) werd door samenwerkende universiteiten van Canada en Hong Kong een
zalf gepresenteerd van ligninen-koolhydraten geïsoleerd uit de aar van het
bijenkorfje (Prunella vulgaris) die,
uitwendig toegepast bij proefdieren, het aantal huidlesies ten gevolge van
experimenteel toegediend Herpes simplex virus (HSV -1 en HSV -2) zeer sterk
verminderde. Deze behandelingsmogelijkheid kan belangrijk worden, gezien de
toenemende resistentie van herpesstammen tegen virusremmers. Het bijenkorfje uit
de lipbloemenfamilie is ook in Nederland een eeuwenoud geneeskruid en volgens dr
Duke de plant met het hoogste gehalte aan rozemarijnzuur.
Bron: persbericht ASM (www.asm.org/media)
geplaatst:
22-9-2003
Het BMJ (www.bmj.com)
besteedde op 15 maart j.l. aandacht aan het preventieve effect van koffie en
tabak op de ziekte van Parkinson. De schadelijke effecten van beide planten in
de vorm van cardiovasculaire aandoeningen en carcinomen maakt dat er (terecht!)
niet vaak wordt geschreven over de positieve aspecten ervan. Toch hebben rokers
60% en koffiedrinkers 30% risicoreductie inzake de ziekte van Parkinson. De
auteurs Martyn en Gale vermoeden dat de oorzaak hiervan gelegen is in de
reductie van de neurotoxiciteit van MPTP door alkaloïden uit beide planten
(nicotine, coffeïne), maar met name in tabak zitten nog veel meer
farmacologisch actieve stoffen. Zij stellen voor deze nader te onderzoeken in
verband met secundaire preventie.
geplaatst:
22-9-2003
J.A. Tice et al.
publiceerden in JAMA (www.jama.com)
van 9 juli 2003 een studie naar het effect van rode klaver-extract op opvliegers
tijdens de menopauze. Nu de reguliere hormoontherapie meer en meer wordt
verlaten omdat deze een verhoogd risico op kanker en cardiovasculaire
aandoeningen geeft is de belangstelling voor fyto-oestrogenen sterk gegroeid
(zie ook de rubriek abstracts). Maar een zinvolle toepassing hiervan is een
complexe zaak, zoals reeds bleek op het NVF congres over de overgang (najaar
2000). In dit geval werden twee rode-klaverextracten (gestandaardiseerd op 82,
respectievelijk 57 mg isoflavonen per dag) met elkaar en met een placebo
vergeleken. De studie duurde 12 weken (voorafgegaan door twee weken
placebogebruik in alle groepen) en er werd door 246 vrouwen aan deelgenomen. De
gemeten levenskwaliteit en de gerapporteerde bijwerkingen verschilden niet per
groep. Het aantal opvliegers per dag verminderde significant in alle drie de
groepen (41 %, resp. 34% in de 82, resp. 57 mg groep en 36% in de placebogroep).
De verschillen tussen de behandelgroepen waren in dit opzicht niet significant.
Echter in de groep met het 82 mg product kwam de verbetering significant eerder
tot stand dan bij de andere twee groepen. De auteurs concludeerden ondanks deze
resultaten dat het gebruik van dit preparaat geen klinisch relevante verbetering
opleverde. Verschillende subgroepen werden geanalyseerd en het leek erop dat wat
zwaardere vrouwen meer baat hadden bij de fyto-oestrogenen dan lichtere vrouwen.
Dit was een onverwacht fenomeen waarvoor de auteurs geen verklaring konden
geven.
De fabrikant van een wereldwijd bekend en veel gebruikt
voedingssupplement met rode-klaverextract reageert met de tegenwerping dat deze
studieresultaten afwijken van eerdere studieresultaten. Als voorbeeld
worden enkele studies aangehaald, waarin een vergelijkbare reductie van
opvliegers werd bereikt van meer dan 40% (44-48,5%), die wel significant was ten
opzichte van de placebo. Gesteld wordt dat er in het hierboven besproken
onderzoek van Tice et al. sprake is
van een ongewoon hoog placebo-effect, hetgeen het beeld vertekent. In de andere
studies werd meestal een placebo-effect van 15-20% gezien. Uitgezocht zou moeten
worden wat de oorzaak is van het uitzonderlijk hoge placebo-effect.
Aldus een commentaar van de fabrikant.
geplaatst:
22-9-2003
In het regeerakkoord van het nieuwe kabinet is opgenomen
dat de Voedsel- en Waren Autoriteit, (VWA) inclusief de Keuringsdienst van
Waren, niet meer onder het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport valt
maar onder verantwoordelijkheid komt van het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (LNV). Verschillende politieke partijen en
belangengroepen (zoals de Consumentenbond) hebben hiertegen bezwaar aangetekend.
“Voedselveiligheid moet geborgd worden vanuit het uitgangspunt van
volksgezondheid, niet vanuit de belangen van voedselproducenten”, aldus de
Consumentenbond, die een ondermijning van het toch al wankele
consumentenvertrouwen in de voedselveiligheid vreest en liever de VWA geheel
zelfstandig zag. Nederland loopt hiermee internationaal erg uit de pas. De
controle op voedingssupplementen (waaronder veel fytotherapeutica) door de VWA
zal dus ook voortaan onder het ministerie van LNV ressorteren.
Bron:
http://www.vwa.nl
geplaatst:
22-9-2003
Een panel van wetenschappers (voorzitter prof. P.M.
Rombouts) heeft de aanvraag van een bakker van een gezondheidseffect van brood
met inuline, ter verbetering van de darmflora, positief beoordeeld. Drie sneden
brood per dag (5g inuline per 100 g) zal de evenwichtige samenstelling van de
darmflora ondersteunen door selectieve groeistimulatie van Bifido-bacteriën. Er zijn met het brood geen studies gedaan maar
het panel vond het indirect bewijs voor de werkzaamheid van de inuline uit
cichorei voldoende.
Bron:
www.voedingnu.nl/nieuws/
geplaatst:
22-9-2003
Kort na het uitbrengen van het rapport van de
Gezondheidsraad (Voedingsmiddelen en supplementen met claims over
gezondheidseffecten, 10 juni 2003, te lezen op
www.gr.nl)
kwam ook de Europese Commissie op 16 juli met een voorstel voor een verordening
van het Europees Parlement en de Raad inzake voedings- en gezondheidsclaims voor
levensmiddelen . Omdat vrijwel alle fytotherapeutica in Nederland als voedingssupplementen in
de handel zijn hebben beide documenten hierop tevens betrekking. In beide
documenten staat het belang van de consument voorop. Deze moet beschermd worden
tegen loze beweringen over zijn voedsel, met name in relatie tot de
gezondheidsaspecten hiervan. Beide documenten nemen dan ook hard stelling tegen
de in de praktijk ver opgerekte wetgeving inzake reclameteksten, zoals
bijvoorbeeld in Nederland door de KAG wordt bepleit. Naar verwachting zullen de
verwarrende gezondheidsclaims worden verboden (“goed voor onderhoud van uw
nieren; voor soepele vaten; voor een gezonde
nachtrust”, enz. ). Momenteel mogen deze nog over elk product worden gebezigd,
ongeacht de aan- of afwezigheid van enig bewijs over de effectiviteit. In plaats
daarvan zou het recht moeten komen om op voedingsmiddelen – mits voldoende
bewezen – gezondheids- of -risicoreducerende claims te mogen voeren. De
Gezondheidsraad biedt zichzelf aan als toetsend orgaan. Dit lijkt een
verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarvan hieronder een
voorbeeld over brood. Een heikel punt voor de supplementen is natuurlijk: wat is
dan voldoende bewijs en wie gaat voor de patentloze fytotherapiemarkt kostbaar
onderzoek doen? Een nuancering in de graad van bewijsvoering zoals de WHO en de CTF hanteren, komt in de hier besproken documenten niet naar voren omdat het
uitgangspunt (vooral bij de EU) de voedingsfunctie van de levensmiddelen is en
een claim hierbij geldt als een extraatje ten behoeve van de omzet. De
duidelijkheid die de recent gereedgekomen CTF-toetsingsprocedure
aan arts, therapeut en consument kan bieden is daardoor onverminderd van belang.
geplaatst:
22-9-2003
Wereldwijd wordt de meerderheid van de medicinale planten
nog steeds in het wild verzameld. Om de duurzaamheid van de fytotherapie te
verzekeren, zijn naar aanleiding van een conferentie in Chiang Mai (Thailand) in
1988 richtlijnen voor de bescherming van medicinale planten ontwikkeld. De NVF
werd door TRAFFIC gevraagd voor 30 september 2003 te reageren op de
conceptversie van de revisie van deze WHO/IUCN/WNF richtlijnen (huidige versie
uit 1993). Veel aandacht wordt besteed aan het behoud van traditionele kennis
over het gebruik van geneesplanten en het verzamelen van botanische-en
handelsgegevens. Er worden verschillende aanbevelingen gedaan voor een meer
duurzame productie van fytotherapeutica. Maar ook thema's als sociale
duurzaamheid, bewustwording, netwerkvorming, een kritische beschouwing over ex situ verzamelingen en de verantwoordelijkheden van industrie en handel komen aan
de orde. Geïnteresseerde leden kunnen het concept opvragen bij het NVF-bureau.
“The impact of medicinal plant use on biodiversity,
a case study in Hluhluwe-Umfolozi Park, KwaZulu-Natal, South Africa” is de
titel van het in mei jl. verschenen rapport van ir M. te Beest, dat mede met
steun van het R.P. Labadiefonds tot stand kwam. Het
rapport geeft een uitgebreid overzicht van de medicinale plantensoorten die
aanwezig zijn in het park waarvan er een aantal (mede) ten gevolge van commerciële
(over)exploitatie kwantitatief sterk teruggelopen zijn. Het is een goede
illustratie van de problematiek die de achtergrond vormt van de bovengenoemde Chiang Mai richtlijnen
geplaatst:
22-9-2003
Dr R.R. Koirala zond ons zijn lezing (najaar 2002 voor de IUCN gehouden) met de titel “Problems and potentials for developments of
Ayurvedic sector and protection of traditional knowledge in Nepal”. Omdat
Nepal jarenlang gevrijwaard was van buitenlandse invloeden bestaan er nog unieke socioculturele traditionele gebruiken, zeker ook voor het genezen en de
meerderheid van de bevolking maakt hiervan gebruik. Sinds 1975 heeft de WHO hoge
prioriteit toegekend aan het documenteren en bewaren van deze kennis, met name
betreffende de grote hoeveelheid medicinale en aromatische planten (Jadibuti).
Dit heeft echter wel tot theoretische, maar nog niet tot praktische steun geleid
voor de verdere ontwikkeling van de Ayurveda in Nepal. De westerse wereld toont
veel belangstelling voor traditionele geneesmiddelen. Informatie over het
gebruik van Ayurvedische middelen behoort volgens het westers eigendomsrecht tot
het publiek domein. Daardoor wordt inheemse kennis vaak niet beloond, terwijl
anderzijds in de VS en Europa de omzet aan traditionele geneesmiddelen afkomstig
uit de Derde Wereld stijgt. In Nepal zijn veel belangrijke klassieke Vedische
teksten bewaard gebleven, deze manuscripten zijn echter in Nepal zelf niet
gepubliceerd. Wel door andere landen die er nu profijt van trekken, na legale of
illegale verkoop naar het buitenland. Een ander probleem is dat er nog maar
weinig mensen zijn die de oude taal (Sanskriet) in deze teksten kunnen
begrijpen. Op dit moment werken er in Nepal nog ongeveer 400.000 Ayurvedische
behandelaars uit een familiaire beroepstraditie die soms 23 generaties terug
gaat. Alhoewel een groot deel van de bevolking deze mensen consulteert, worden
deze praktizijns steeds meer uitgesloten van de nationale zorginstituten en
officiële gezondheidszorg omdat de regering nalaat hun rol en belang te definiëren.
Dit heeft weer tot gevolg dat velen een ander beroep gaan zoeken zodat kennis en
ervaring verloren dreigen te gaan. En ook hier is het probleem dat buitenlandse
onderzoekers deze praktijken graag documenteren, maar door hun publicatie zich
de informatie toe-eigenen.
Tenslotte staat de biodiversiteit in de Himalaya, de bron
van alle Jadibuti, onder druk. De
database van medicinale Nepalese planten omvat 1624 soorten (938 geslachten, 218
families). Bijna alle kruidenhandel is op verzamelen gebaseerd, waarbij mensen
weinig besef hebben van het gevaar van uitsterving. Buitenlands geld verleidt
gemakkelijk tot overexploitatie. Dr. Koirala doet een aantal aanbevelingen tot
verbetering van de situatie.
geplaatst:
22-9-2003
Op verzoek van de NVA wordt door de NVF-onderwijscommissie samen met de commissie Chinese Fytotherapie en stafleden
van de Faculteit Farmaceutische Wetenschappen van de Universiteit Utrecht een
cursus farmaceutische basisvakken voor de fytotherapie voorbereid. Het is de
bedoeling deze af te sluiten met een examen dat overeenkomt met de eindtermen
zoals geformuleerd door de EHPA (European Herbal Practitioners Association, zie www.euroherb.com
). De cursus omvat geen therapeutische of diagnostische vaardigheden, alleen
basisvakken zoals farmacognosie en farmacologie. Behalve NVA-leden zijn ook
leden van andere beroepsverenigingen (westers zowel als oosters) welkom. Nadere
informatie volgt.
geplaatst:
22-9-2003
Optima
Farma, de beroepsorganisatie van apothekersassistenten, start I januari 2004
in samenwerking met DijDiDact en Hogeschool Hanzesteden de HBO-opleiding
Farmaceutisch Consulent. Initiatiefnemer apotheker van den Bemt schrijft:
“Zowel apotheker als apothekersassistent moeten zich duidelijk profileren als
farmaceutisch zorgverlener. De apotheker, als geneesmiddeldeskundige bij
uitstek, zal in de huidige maatschappij, naast arts en specialist, steeds vaker
de rol van medebehandelaar op zich nemen. Dat kan hij niet alleen. De praktijk
wijst echter uit dat apothekersassistenten doorgaans kennis en vaardigheden
tekortkomen om als farmaceutisch zorgverlener bij te kunnen springen. Optima
Farma wil de apotheek extra toerusten door de kennis en vaardigheden van de
apothekersassistenten te vergroten. Er is daarom een nieuwe HBO-opleiding
opgezet waarin niet alleen de kennis van het menselijk lichaam, ziektes en
geneesmiddelen verder wordt uitgediept, maar waarin ook de psychosociale kant
van het vak, de ethiek en de marketing van het product uitgebreid aan bod komen.
De apothekersassistent moet immers niet alleen de kennis bezitten, hij of zij
moet die ook over kunnen brengen.
In de opleiding komen naast fysiologie,
pathologie en geneesmiddelenkennis ook homeopathie en fytotherapie duidelijk aan
bod. De huidige cliënten van de apotheek en hun behandelaren kiezen naast allopathische geneesmiddelen steeds vaker voor fytotherapeutische en
homeopathische middelen. Met name in de post-propedeutische fase van de
opleiding wordt de kennis omtrent homeopathie en fytotherapie verder uitgediept.
Onderwerpen die in relatie tot de fytotherapie aan bod komen zijn: het verschil
tussen homeopathie en fytotherapie, basiskennis van geneeskrachtige planten en
werkzame stoffen hieruit, werkzaamheid, bijwerkingen, gebruiksadviezen,
voorlichting, relatie tot voedingsmiddelen en tot andere geneesmiddelen en
preparatenkennis.”
geplaatst: 22-9-2003
Op het NVF-bureau ligt veel oud materiaal te wachten
op een liefhebber van archiveren. Wie van de NVF-Ieden heeft zin om hierbij te
assisteren dan wel het voortouw te nemen? Reiskosten kunnen worden vergoed
binnen de fiscale vrijwilligersvrijstelling.
voor
meer informatie:NVF-bureau
geplaatst:
22-9-2003
In het decembernummer 2002 van het NTvF (zie hieronder) stond een oproep,
eveneens geplaatst in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, aan geïnteresseerden
voor een werkgroep fytotherapie bij dieren. Aan deze twee oproepen hebben ruim
25 mensen gehoor gegeven, waaronder veel dierenartsen. De nieuwe werkgroep heeft
reeds twee succesvolle bijeenkomsten gehad waarin aandacht werd besteed aan
lopend onderzoek en algemene thema's zoals de wet- en regelgeving op dit gebied.
De groep heeft besloten als studiegroep Dier en Kruid binnen de NVF te opereren
(dus niet als KNMvD werkgroep). NVF-leden die de start gemist hebben maar toch
graag mee willen doen met deze werkgroep kunnen zich nog aanmelden bij het
NVF-bureau. De volgende bijeenkomst is op 2 oktober 2003.
Oproep voor binnenkort op te richten werkgroep: Fytotherapie bij dieren
In de diergezondheidszorg zijn veel mogelijkheden om fytotherapeutica toe te passen. De laatste jaren
neemt de interesse hiervoor vanuit diverse groeperingen hand over hand toe. Te denken valt aan
veehouders die op een duurzame manier willen gaan werken en eigenaren van huisdieren.
Ook steeds meer dierenartsen en andere diergeneeskundigen zoeken naar nieuwe wegen.
Binnen de NVF zijn enkele leden die zich professioneel bezighouden met diergezondheid.
Graag willen zij een werkgroep oprichten om de kennis van fytotherapie bij dieren te bundelen
en te verspreiden. Het doel is om de verschillende partijen bij elkaar te krijgen die belangstelling
hebben voor onderzoek, onderwijs en toepassing van fytotherapie bij dieren. Iedereen die hier al
mee bezig is of die hier belangstelling voor heeft, wordt van harte uitgenodigd om contact met ons
op te nemen. Schrijf naar nvf@fyto.nl
geplaatst:
22-9-2003
Kort samengevat:
* De NVF waardeert
de serieuze aandacht die de EU geeft aan plantaardige geneesmiddelen.
* In Nederland
moet nog veel gebeuren aan de infrastructuur om de fytotherapie optimaal toe te
kunnen passen.
* Aan loze beweringen over wondermiddelen heeft niemand iets.
Context: Op 16 december 2003 stond in het
europarlement voor de tweede keer de Europese Richtlijn voor Traditionele
Kruidengeneesmiddelen op de agenda (stemming 17 december: aangenomen). De eerste
versie van dit voorstel werd op 17 januari 2002 gepresenteerd, en is besproken
op 21 november 2002 in het europarlement en op 27 november en 3 december 2003 in
de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid. De (aangepaste)
richtlijn voorziet in de registratie van kruidengeneesmiddelen van
farmaceutische kwaliteit waarvoor beperkte wetenschappelijke onderbouwing is.
Een Europese commissie zal plantenmonografieën opstellen waarnaar de fabrikant
kan verwijzen voor de onderbouwing van de kruidengeneesmiddelen. Kort geleden
werd ook in de ‘’gewone’’ geneesmiddelrichtlijn de registratiemogelijkheid voor
plantaardige geneesmiddelen verbeterd (richtlijn 2003/63/EG).
Geregistreerde kruidengeneesmiddelen
De NVF is verheugd
met de aandacht die fytotherapeutica krijgen in de nieuwe Europese
geneesmiddelwetgeving met mogelijkheden die tot dusver in Nederland
ontbraken. Voor enkele kruidenpreparaten van farmaceutische kwaliteit en bewezen
effectiviteit komt mogelijk een reguliere geneesmiddelregistratie.
Voor veel
kruidenpreparaten die al jarenlang voor zelfzorg en in de complementaire zorg
gebruikt worden zal de richtlijn traditionele kruidengeneesmiddelen, net als nu
de CTF toetsing, kunnen zorgen voor de herkenbaarheid van een kwalitatief goed
en veilig geneesmiddel, dat vaak kan bogen op een lange traditie. Omdat de
middelen worden getoetst vóórdat ze op de markt komen betekent dit een betere
garantie voor veiligheid voor de consument.
Registratie van
kruidengeneesmiddelen is een kostbare zaak die niet voor alle kruidenproducten
haalbaar is. Oude bekende huismiddeltjes als kamillethee, kaneel, zemelen en
lijnzaad zullen (en wie zou dat ook anders willen?) in de warenwet blijven
bestaan. Voor de hulpverleners die met Chinese of Indiase kruiden werken is een
heel breed assortiment nodig, waarbij de omzet in elk afzonderlijk kruid zeer
klein is. Daardoor is de geneesmiddelregistratie van vele van deze kruiden
voorlopig nog niet haalbaar. Ook voor deze producten zal verkoop onder de
warenwet voorlopig nog moeten blijven bestaan.
Infrastructuur van onderwijs en onderzoek
Zoals in het
Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie al vaak is opgemerkt, wordt in
vergelijking tot de ons omringende landen in Nederland de fytotherapie tot nu
toe veel te weinig serieus genomen. Er zijn geen door de Nederlandse overheid
gefinancierde erkende opleidingen of examens. Omdat huisartsen, apothekers en
andere reguliere zorgverleners in hun opleiding vrijwel niets horen over deze
geneesmiddelen, hebben ze geen antwoord op de vele vragen van patiënten
hierover. Geruchten over interacties en bijwerkingen leiden daardoor gemakkelijk
tot irrationele afwijzing van kruidengeneesmiddelen, hetgeen niet in het belang
is van de patiënt (die dan toch stiekem verder gebruikt).
Er is in Nederland nauwelijks klinisch onderzoek met fytotherapeutica verricht.
Dit komt doordat de geldstromen in deze sector minimaal zijn in vergelijking tot
de geldstromen in de chemisch farmaceutische industrie. De oorzaak van die
relatieve armoede ligt in het ontbreken van patenten en ziekenfondsvergoeding.
Fundamenteel onderzoek, zoals wordt verricht op diverse universitaire
farmacognosie-afdelingen is bijna geheel verdwenen en staat nog steeds onder
zware druk. De NVF roept de Nederlandse overheid op om de ontwikkeling van een
adequate infrastructuur op dit terrein te stimuleren. De NVF zal als
wetenschappelijke vereniging blijven werken aan bevordering en verspreiding van
wetenschappelijke kennis over deze producten.
Geen loze claims
Het is zowel
wetenschappelijk als maatschappelijk niet te verdedigen dat een aantal
warenwetproducten, waaronder diverse kruiden die in een farmaceutische
verpakking worden geleverd, nog steeds loze gezondheidsclaims voert. Claims die
bij de consument de indruk wekken dat het hier om wondermiddelen gaat die
overal, zowel bij gezondheid als ziekte, onbeperkt van nut zijn. De vrees is nu
dat de consument zich door deze misleidende voorlichting toenemend zal afkeren
van officieel
wetenschappelijk onderbouwde en geregistreerde producten omdat hem de meerwaarde
van de nieuwe EU regelgeving ontgaat. Weliswaar eist de overheid in het
warenwetbesluit kruidenpreparaten een onderbouwing van gezondheidsclaims. Maar
de wetenschappelijke toetsing van kruidenpreparaten wordt in Nederland ernstig
belemmerd. Zo werd onlangs de bescheiden jaarlijkse VWS-subsidie voor de
Commissie Toetsing Fytotherapeutica (CTF) ingetrokken. Toetsing van
gezondheidsclaims vindt nu plaats door de Voedsel en Waren Autoriteit (voorheen
Keuringsdienst van Waren), die weinig expertise heeft op dit gebied en veel
overlaat aan de KAG (Keuringsraad Aanprijzing Gezondheidsproducten). Deze
instantie kijkt alleen juridisch naar de woordkeus. Daarnaast komen de laatste
tijd aan de voedingssector gerelateerde instanties in beeld (voedingscentrum,
zuivelinstituut) die geen van allen beschikken over de benodigde expertise.
De NVF ziet liever
een objectieve wetenschappelijke toetsing van dergelijke claims vooraf door de
CTF (of een vergelijkbaar capabel orgaan, zoals bvb de Gezondheidsraad) als
voorwaarde voor de claim. Anders zal de consument de meerwaarde van de nieuwe EU
regelgeving ontgaan. De kruidengeneesmiddelen van farmaceutische kwaliteit
krijgen dan valse concurrentie door de veel mooier klinkende, maar niet
onderbouwde, claims van de kruiden in de warenwet. Die kant moeten we niet op.
De EU en de Gezondheidsraad willen terecht af van deze loze claims.
Achtergrondinformatie:
Zie voor het
standpunt van de Gezondheidsraad over claims:
www.gr.nl ; advies 2003/09 10 juni 2003.
Vorig jaar heeft het Natural Health Product
Directorate (Health Products and Food Branch, Health Canada) een conferentie
georganiseerd over de interacties tussen geneesmiddelen en
natuurproducten. De conferentie had een verkennend karakter.
Australië
en regelgeving
plantaardige geneesmiddelen
De Australische Therapeutic Goods Administration (TGA)
heeft als achtergrondtekst voor de monografieën van plantaardige geneesmiddelen
onder meer de ESCOP-, WHO-
en de Expanded Commission
E monografieën (uitgegeven door de American Botanical Council) aangewezen.
Bron: Herbalgram.
Kruidengeneesmiddelen betreden de 21ste eeuw
Uit een nieuwsbericht van CBS-health (www.cbsnews.com
), 11 maart 2003: China, Hongkong en Taiwan zijn begonnen met een veertigtal
klinische studies die de basis moeten vormen voor registratie van gecontroleerde
en gestandaardiseerde kruidenpreparaten in de Westerse wereld, met name in de
VS. Traditionele receptuur werd eerst bij ratten uitgeprobeerd en de meest
belovende toepassingen worden nu klinisch getoetst. Enkele jaren geleden zijn er
in de VS problemen geweest met Chinese kruiden, er was vervuiling met reguliere
geneesmiddelen en zware metalen geconstateerd en onjuiste ingrediëntenverklaringen
waren bijgevoegd. Een aantal fytofarmaceutische firma’s in China heeft echter
de handschoen opgenomen en Good Manufacturing Practice geïmplementeerd.
Verschillende kranten berichtten dit voorjaar dat in
Hongkong en China schaarste aan geneeskruiden is ontstaan omdat de bevolking ze massaal
inkoopt in een poging dreigende besmetting met SARS af te wenden. Ziekenhuizen
in Hong Kong kregen voor het eerst sinds 50 jaar toestemming om traditionele
Chinese geneesmiddelen toe te passen bij SARS (ANP, 21 april 2003). In de
volgende NTvF editie zal hier meer inhoudelijk aandacht aan worden geschonken.
Op de website van het Engelse Institute of Science
in Society (www.i-sis.org.uk/oahfc.php)
stond op 27 maart 2003 een bericht van prof. Cummins. Verschillende flavonoïden
worden in planten aangemaakt ter bescherming tegen insectenvraat, foto-oxidatie
en infecties door bacteriën en schimmels. Van een groot aantal van deze
verbindingen is ook vastgesteld dat ze gunstig werken in verband met de
preventie van hart- en vaatziekten, kanker en neurologische ouderdomsziektes.
Daarnaast zijn enkele van deze verbindingen toxisch. In de gangbare landbouw
wordt ten gevolge van het gebruik van kunstmest, pesticiden en irrigatie de
productie van flavonoïden geremd. Recent onderzoek dat biologische en gangbare
bessen- en maisteelt vergeleek, liet dit zien. Ook lieten proeven zien dat
dieren de biologisch geteelde producten verkozen boven gangbaar geteelde. Prof.
Cummins vindt dat deze lijn van onderzoek verder gevolgd moet worden omdat deze
gegevens genegeerd worden door de voorstanders van met genetisch gemanipuleerde
organismen gemaakte novel foods.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
(WRR) stelt in haar rapport
(Beslissen over biotechnologie, 18
februari 2003) dat de grenzen tussen voedings- en geneesmiddelen vervagen, zodat
zij pleit voor één controlerende instantie. Bovendien zou de huidige
controlerende instantie, de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA),
niet onafhankelijk genoeg zijn en teveel tegen de politiek aanleunen met
ex-ambtenaren (Volksgezondheid, Welzijn en Sport en LNV) in het management.
“Je loopt het risico dat beslissingen van de VWA worden beïnvloed door
kortetermijn politieke belangen” aldus prof. dr M. van Dam-Mieras, voorzitter
van de projectgroep van de WRR die het betreffende rapport schreef. Vanuit de
VWA werd geprikkeld gereageerd op het rapport. Bron: NRC
19 februari 2003.
De firma Bional
heeft een nieuwe cursus ontwikkeld, ‘Inleiding in de fytotherapie’, die door
de Stichting Drogistenfederatie
Pharmacon
(onderdeel van Centraal Bureau Drogisterijbedrijven) geaccrediteerd is voor de
cursusjaren 2003 en 2004. Dit betekent dat de drogist en de assistent-drogist
twee punten krijgen als ze deze cursus volgen (de totale drogisterij-opleiding
bestaat uit 60 punten, de assistentenopleiding uit 35 punten). De
cursusdeelnemers worden voorgelicht over de mogelijke toepassingen van
geneeskrachtige planten en de rol die de belangrijkste inhoudsstoffen daarbij
spelen. Daarnaast wordt aandacht geschonken aan het onderscheid tussen
fytotherapie en homeopathie. In de praktijk blijkt dat veel klanten hierover
vragen hebben. Verder wordt in deze cursus ingegaan op de rol van fytotherapie
in verleden, heden en toekomst. Ook aan apothekersassistentes wordt deze cursus
gegeven, in de Randstad in onder andere Den Haag en Rotterdam en ook in de
provincies Groningen, Friesland en Drente zijn cursussen gepland voor september
en oktober 2003. Het totale aantal door Pharmacon geaccrediteerde
fytotherapiecursussen bedraagt op dit moment twee (cursus van Bional en cursus
van Biohorma).
Kruidencentrum ‘de Sprenk’ in Gemert heeft voor haar opleiding tot herborist
een convenant gesloten met AOC Helicon Opleidingen te Helmond, waardoor de
driejarige part-time opleiding een officiële MBO-status (BOL, niveau 2) heeft
gekregen, die wordt erkend door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV) als onderdeel van de sector voedingstechnologie 2. De opleiding
kan worden gevolgd door belangstellenden uit de wereld van (reform)handel,
(biologische) teelt en industrie, maar ook door overige geïnteresseerden.
Meer
informatie www.desprenk.nl (of www.herborist.nl).
De volgende NVF-bijeenkomst vindt plaats op zaterdag
25 oktober in Slot Zeist en zal als thema “Traditionele en moderne
Fytotherapie” hebben. Sprekers vanuit verschillende traditionele en moderne
therapierichtingen zullen toelichten hoe de relatie is tussen hun specialisme en
de moderne wetenschappelijke benadering van de fytotherapie. De firma Bional
heeft de NVF voor deze dag een sponsorbijdrage toegezegd.
18-6-2003
Het tweede gezamenlijke congres van NVF en NVGO op 23 mei 2003 werd
bezocht door ongeveer 150 deelnemers en
kan zeer succesvol genoemd worden. De discussie was levendig, mede doordat
sprekers verschillende posities innamen ten opzichte van een aantal toxische
aspecten van het gebruik van kruiden. Enkele natuurartsen spraken grote
bezorgdheid uit over de gevolgen van de huidige ontwikkelingen in de regelgeving
voor hun beroepsuitoefening. Accreditatie voor de verplichte nascholing werd
verleend door KNMP, ABNG en
NWP. Bij de NAAV is accreditatie in aanvraag. De
deelnemerslijst is naar de secretariaten van de betreffende verenigingen
gestuurd. U ontvangt alleen op aanvraag een individueel certificaat. De lezingen
zullen integraal gepubliceerd worden in “Foliola”, het verenigingsorgaan van
de NVGO, dat naar alle waarschijnlijkheid eind van dit jaar verschijnt.
Nieuwsberichten April 2003:
Het NVF-najaarssymposium 2002 werd door de meer dan 100
deelnemers inhoudelijk bijzonder
goed gewaardeerd; de waardering lag zelfs hoger dan bij de andere recent
gehouden NVF-bijeenkomsten. Accreditatie voor de verplichte nascholing werd
verleend door KNMP,
LHV,
NVVC/CVOI,
ABNG, NAAV en
NWP. De deelnemerslijst is
naar de secretariaten van de betreffende verenigingen gestuurd. U ontvangt
alleen op aanvraag een individueel certificaat. Een kort verslag verschijnt in
één van de volgende edities van het NTvF.
Op de website van E/S/C/O/P www.escop.com
(in het gedeelte over The European Phytojournal) is het merendeel van de
lezingen gepubliceerd die werden gegeven op het 6e internationale E/S/C/O/P
symposium in Bonn op 10-11 mei 2001. Dit betreft onder meer de lezingen over
interacties door dr B. Uehleke en dr E.M. Williamson, over de rapportage van
bijwerkingen door dr D. Corrigan en die over effectiviteit door prof. K. Überla,
dr K. Kraft en dr A. van der Kuy.
De special van het Pharmaceutisch Weekblad van 7 februari
2003 ging over Cannabis sativa. In zeven artikelen worden onder meer de
geschiedenis van Cannabis als geneesmiddel, de wettelijke regelingen
hieromtrent, aspecten van productie, variëteiten en inhoudsstoffen belicht. Dit
nummer kan eventueel nabesteld worden bij de KNMP, e-mail: leden@knmp.nl
of tel. 070-3737141
Op 21 oktober 2002 heeft de Europese Commissie het Boswellia-extract
van een Duitse producent als weesgeneesmiddel toegelaten voor de behandeling van
peritumoraal oedeem bij hersentumoren. Deze aandoening kent in de EU ongeveer
55.000 patiënten. De standaardmedicatie die momenteel wordt gegeven bestaat uit
glucocorticoiden, die echter op de lange termijn ernstige bijwerkingen met zich
meebrengen. Van Boswellia-extract is bekend dat het remmend werkt op de
productie van leukotriënen, de lichaamseigen stoffen die veel bijdragen aan de
oedeemvorming. Verwacht wordt dat Boswellia-extracten beter zullen worden
verdragen. Er wordt momenteel klinisch onderzoek mee gedaan
Bron: www.emea.eu.int
Het NVF-bureau ontving een vraag naar aanleiding van de
mededeling op TV (door Paul Witteman) dat arnica onwerkzaam was gebleken bij
blauwe plekken. Klaarblijkelijk werd gerefereerd aan een recent onderzoek in het
ziekenhuis in Exeter (UK) (JRSM 2003;96:60-65), besproken in het British Medical Journal (BMJ) van 8
februari 2003. Hierbij werden Arnica C6 en Arnica C30
(homeopathische bereidingen) inwendig 3 x daags toegepast vanaf een week vóór
tot twee weken ná een chirurgische ingreep. Vergeleken met placebo waren er
geen significante verschillen tussen de behandelingen zichtbaar. Op de website
van het BMJ brak direct een heftige discussie uit over de gekozen
onderzoeksopzet, waarbij waarschijnlijk geen homeopaten betrokken waren (zie www.bmj.com).
Voor de fytotherapeutische toepassing van arnica in de bekende zalven is dit
onderzoek echter niet relevant. Met deze toepassing bestaat veel klinische
positieve ervaring die door enkele klinische en farmacologische studies
ondersteund wordt. De positieve Commissie E monografie betreft alleen uitwendig
gebruik
In de antroposofische praktijk schrijven huisartsen vaker
dan in de reguliere praktijk fytotherapeutica voor. Veelal betreft het speciale
bereidingen die op aanwijzing van de grondlegger van de antroposofie, Rudolf
Steiner, in gebruik zijn genomen. Een aantal hiervan kan door hun aard
(toediening als ampul, of gedeeltelijk bestaand uit sterk werkzame planten) niet
meer verhandeld worden in het kader van de warenwet. Voorbeelden zijn
Iscador (maretak), Cardiodoron (met onder ander Bilzekruid),
Hepatodoron (Fragaria met Vitis), Gencydo (Citrus met Cydonia) en Digestodoron (Filices
met Salices). De fabrikanten gaan uit van een toekomstige registratie als
traditioneel geneesmiddel volgens EU richtlijnen. Dat is in Nederland nu nog
niet mogelijk. Voor de tussenliggende periode is door de Tweede Kamer, met
alleen de SP tegen, op 5 december 2002 aan minister de Geus gevraagd een
overgangsregeling te treffen. Minister de Geus heeft op 31 januari 2003
aangegeven hier geen mogelijkheid toe te zien, nadat hij eerder (20 december
2002) berichtte dat het niet nodig was. De Inspectie heeft echter wel de
opdracht gekregen om op te treden tegen de betreffende middelen, aldus de
Federatie Antroposofische Gezondheidszorg (FAG) in een persbericht van 13
februari 2003. Meer informatie is op www.antroposofica.nl
te vinden.
Een aantal jaren geleden werd op Europees niveau besloten
dat de ontwikkelingen rond genetisch gemodificeerde organismen, nieuwe
technologische procédés en toevoegingen van bio-actieve stoffen in de voeding
vroegen om speciale maatregelen ter bescherming van de gezondheid van de
consument. In de daartoe opgestelde “novel food” verordening zijn in een
later stadium tevens “exotische voedingsmiddelen” opgenomen. Dit heeft tot
gevolg dat het in Europa verkopen van voedingsmiddelen (ook voedingssupplementen
en kruiden) uit andere werelddelen een stuk duurder wordt, en in een aantal
gevallen onmogelijk. Er dient namelijk een zeer uitgebreid veiligheidsdossier te
worden overlegd, met onder meer resultaten van 90- daagse dierproeven,
consumptiepatroonverwachting, mutageniteit en dergelijke. Alhoewel in de
regeling staat dat een uitzondering wordt gemaakt voor voedingsmiddelen en
ingrediënten die volgens traditionele vermeerderings- of teeltmethodes zijn
verkregen en die sinds lang veilig voor voedingsdoeleinden worden gebruikt,
bestond de eerste rapportage op 7 oktober uit diverse toegelaten producten
(zoals fosfolipiden uit eierdooier, vetten met fytosterolesters, gecoaguleerd
aardappeleiwit), dossiers in behandeling (herbicidetolerante suikerbiet, maïs,
enzovoorts) en twee niet toegelaten producten, tevens de enige twee
natuurproducten op deze lijst: Stevia rebaudiana Bertoni (honingplantje)
en Canarium indicum L. (Nangainoten).
Bron: Veiligheidsbeoordeling van nieuwe voedingsmiddelen
(rapport op
www.gr.nl
) en http://europa.eu.int/comm
Het Duitse Bundesinstitut für Arzneimittel und
Medizinprodukte (BfArM) in Bonn waarschuwt in haar persbericht van 4 december
2002 tegen het gebruik van rode rijstproducten (rijst gefermenteerd met de zwam Monascus
purpureus). Via internet wordt dit product in poedervorm te koop aangeboden
als voedingssupplement met cholesterolverlagende werking. Behalve rode
kleurstoffen maakt de schimmel ook diverse farmacologisch werkzame stoffen aan
zoals Monacolinen. Eén daarvan, Monacolin-K, is identiek aan het gepatenteerde
Lovastatin (één van de momenteel veel voorgeschreven
cholesterolsyntheseremmers). Zodra
een fabrikant straks een gepatenteerde ui- of knoflookverbinding op de markt
brengt kunnen wij misschien ook een waarschuwing van de BfArM tegen deze
groenten verwachten?
Meer details op www.bfarm.de
De voorzitter van de MAPS (onderdeel van de Board of
Pharmacy Practice (BPP) van de FIP), prof. dr. G. Kavali, opent de nieuwsbrief
van november 2002 met de constatering dat dank zij de toegenomen populariteit
van fytotherapeutica de laatste jaren het aantal internationale
wetenschappelijke verenigingen op dit terrein sterk gegroeid is. Hij vraagt zich
dan ook af of een heroriëntering op de positie van de MAPS-FIP dient plaats te
vinden. Op de bijeenkomst in Nice (31.8-5.9 2002) werd voorgesteld deze sectie
te vervolgen als de Complementary and Alternative Medicines Section van de BPP.
De twee begeleidende symposia waren getiteld: “Standardisation techniques for
herbal medicines” en “Regulatory aspects of phytopharmaceuticals”. Op de
laatstgenoemde bijeenkomst spraken onder meer
Barbara Steinhoff (D), Linda Anderson (UK) en Lana Dvorkin (USA). De
volgende FIP bijeenkomst, 7-11 sept 2003, vindt in Australië plaats en de MAPS
zal de thema’s: interacties tussen kruiden en geneesmiddelen en Australische
medicinale planten aan de orde stellen.
Bron:
MAPS-FIP newsletter november 2002.
De Ierse regering werkt aan een wet die, in navolging van
een reeds langer bestaande vergelijkbare Britse regeling, toestaat dat
fytotherapeuten een aantal kruiden kunnen voorschrijven die in Ierland uit de
warenwet verbannen zijn. Dit maakt een einde aan de vervelende situatie die
ontstond toen enkele belangrijke kruiden zoals Hypericum in Ierland uit de vrije
verkoop gehaald werden.
Bron: EHPA
briefing 27.01.03.
|