Over de NVF Archief Nieuws Agenda Dier en Kruid Symposia Tijdschrift Vereniging Contact  

 

HOME

Omhoog

 

Kort nieuws (december 2001)
Cranberrysap; Europese TCM federatie; MSc opleiding etnobotanie; Werkgroep Europese Etno-ecologie; Symposia MAP section FIP; In memoriam F.van Os, V. Tyler en H. Zeylstra; AHPA richtlijnen; Camellia (thee); Aloë; Sabal; Hypericum; Bijwerkingen fytotherapeutica.
Kort nieuws (oktober 2001)
R.P.Labadiefonds, NVF-cie Chinese Fytotherapie; Ginkgo verdringt chemie.
Kort nieuws    (juli 2001)
RIVM-VTV 2002
Kort nieuws    (april 2001)
Planten bij psoriasis; Commentaar op EU richtlijn Trad.Med.Products; Agnus castus; hoestsiropen.


Kort nieuws uit het NTvF 
(Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie) december 2001

Cranberrysap: onderzoek hard nodig! Het Geneesmiddelenbulletin (Gebu) van november 2001 (jg 35, nr11, p.130) besteedt aandacht aan het Finse onderzoek naar het preventieve effect van Cranberry-lingonberrysap op blaasontsteking (Kontiokari, T et al. BMJ 2001; 322:1571-1573). In de onderzochte verumgroep bedroeg de vermindering van het absolute recidiefrisico 20% ten opzichte van placebo. Er waren geen bijwerkingen. Het betreffende Finse product wordt niet meer gemaakt. Waar blijven de onderzoeken met de Cranberryproducten die nog wel in de handel zijn en die deze veelbelovende resultaten zouden kunnen bevestigen?

Europese Federatie TCM opgericht
Op 29 september 2001 vond in Amsterdam de oprichting plaats van de Pan European Federation of Traditional Chinese Medicine Societies (PEFOTS). De federatie wil de krachten bundelen van alle geledingen in de TCM in verband met de aankomende EU-regelgeving. Deze lijkt de verkrijgbaarheid van de specifieke in de TCM gebruikte geneesmiddelen te gaan bemoeilijken. Er waren op de drukbezochte bijeenkomst enkele interessante voordrachten. De Chinese ambassadeur in Nederland, Zhu Zu-Sou, sprak zijn betrokkenheid uit. Emiel van Galen sprak namens het ministerie van volksgezondheid en de EMEA Herbal Medicinal Working Group, en gaf uitleg over de komende EU wetgeving betreffende Traditioneel Gebruikte Medicinale Producten. Binnen deze wet komen producten te vallen die minimaal 30 jaar in Europa worden toegepast, maar tevens geldt de regeling voor minimaal 15 jaar in Europa toegepaste producten die minimaal 30 jaar in andere landen werden gebruikt. In deze groep zullen veel Chinese middelen terechtkomen. Tijdens de vergadering werden zeven werkgroepen ingesteld. Dong Zhi Lin werd tot PEFOTS voorzitter gekozen. In zijn speech gaf hij vijf doelen aan voor de organisatie:

  1. Stimuleren van academische educatie en ontwikkeling van de TCM
  2. Communicatie en dialoog met de regeringen van de individuele Europese landen aangaan; ijveren voor een wettelijke en door ziekenfondsen erkende status voor TCM
  3. Vestigen van een ethische commissie en standaardisering van lesmateriaal
  4. Verbeterde kwaliteitscontrole van de uit China geïmporteerde TCM producten
  5. Samenwerking en vereniging van alle Europese TCM organisaties

Zie voor meer informatie www.pefots.com

Internationale MSc opleiding Etnobotanie
Op 26 november 2001 is in Bandung een nieuw internationaal (Nederland-Indonesië) studieprogramma in Medische Antropologie en Etnobotanie van start gegaan. Deze afstudeerrichting staat open voor studenten met een relevant internationaal erkend BSc examen en bestaat uit 10 maanden training in Bandung en 2 maanden in Leiden. Aansluitend kan in Leiden nog een PhD programma gevolgd worden. (bron: IKDMonitor, nov. 2001, vol.9,nr 3, p.25-26;
Werkgroep voor Europese Etno-ecologie
Tijdens het 3e Internationale Etnobotanie Congres te Napels (25 september 2001) was één van de sessies gewijd aan Europese wetenschappers die in Europa onderzoek doen naar Europese aspecten van etnobotanie, etnobiologie, etno-ecologie, enz. Na een korte discussie werd besloten hiervoor niet een nieuwe koepelorganisatie in het leven te roepen maar een werkgroep te vormen binnen de Society for Economic Botany (SEB). De Engelse afdeling hiervan is gerelateerd aan de botanische tuin Kew (zie www.rbgkew.org.uk ) en aan de Engelse MSc  etnobotanie opleiding. Het bestuur van de SEB gaat akkoord met de oprichting van een Europese afdeling die het bovengeschetste netwerk onder haar hoede zal nemen. Behalve in Kent (UK) kan ook in Chania (Kreta) een MSc etnobotanie (Natural Products) gehaald worden, maar er is zeker behoefte aan uitbreiding van opleidingsmogelijkheden voor studenten. De werkgroep wil o.a. grensoverschrijdende onderzoeksprojecten opzetten en een gezamenlijke database voor Europese traditioneel gebruikte planten ontwikkelen vanuit de verschillende bestaande nationale databases.


Symposia van de Medicinal and Aromatic Plants Section FIP
In de najaarsnieuwsbrief 2001 van de MAPS-FIP besteedt voorzitter Peter Houghton aandacht aan de noodzaak van deze MAP Section voor de Board of Pharmaceutical Sciences: het is belangrijk apothekers goed en verantwoord voor te lichten omtrent deze middelen waar zij steeds meer mee te maken krijgen vanwege de groeiende populariteit bij het publiek. Hierna wordt verslag gedaan van twee symposia, één over Complementaire geneesmiddelen en één over TCM. Beide vonden plaats tijdens het FIP-congres dat op 5 september 2001 in Singapore plaatsvond. De verschillen in wettelijke status van fytotherapeutica in diverse Aziatische landen kwam aan de orde. Kwaliteitscontrole bestaat in deze landen meer uit het ontdekken van veroudering en vervuiling dan dat er wordt gelet op het gehalte aan werkzame stoffen. China en Japan hebben zeer veel documentatie maar taal en terminologie maken communicatie met wetenschappers uit andere landen moeilijk. Het klinisch onderzoek staat nog in de kinderschoenen, daarvoor zijn natuurlijk gestandaardiseerde preparaten nodig, aldus Dr Zhari (Farmacie Faculteit Maleisië). Professor Houghton benadrukte het risico voor de patiënt bij verwisselingen en bij het gebruik van fytotherapeutica samen met reguliere medicatie: apothekers dienen hierop alert te zijn. Dr Smith (Baltimore, VS) rapporteerde dat meer dan 70% van de farmacie-opleidingen in de VS op enige wijze aandacht besteedt aan complementaire geneesmiddelen. Dr Lee (Singapore) meldde dat in 1998 42,1% van de Amerikanen een alternatieve therapie heeft gevolgd. TCM wordt steeds populairder. Daarom is het zeer belangrijk ook hiervan de veiligheid te kunnen garanderen. Professor Pui-Hay But (Hong Kong) besprak zowel traditionele als moderne onderzoeksmethoden en resultaten betreffende de toxiciteit en werkzaamheid van TCM preparaten. Meestal worden traditionele toepassingen wel bevestigd door modern onderzoek, maar met name gegevens over chronische toxiciteit ontbreken, mede doordat in de medische praktijk de receptuur individueel is en steeds veranderd wordt.
Tenslotte wordt verslag gedaan van de wereldconferentie Medicinale en Aromatische Planten die van 8-11 juli in Boedapest werd gehouden. De eeuwenoude teelt van geneesplanten in Hongarije, de laatste honderd jaar sterk geïntensiveerd, zorgt voor een belangrijk exportproduct (jaarlijks $35 miljoen). Tijdens de conferentie kwamen bijdragen vanuit zeer diverse aan het thema gerelateerde wetenschappen (van economie tot farmacognosie) aan de orde, geleverd door bijna 300 (van de in totaal 400) deelnemers uit ongeveer 60 landen. Zij bezochten ook de onderzoek- en proefstations en de Botanische Tuin in Boedapest.

In memoriam F van Os, V Tyler en H Zeylstra
In de loop van 2001 hebben we helaas afscheid moeten nemen van enkele belangrijke mensen voor de fytotherapie. Bij het overlijden van professor dr em. F.H.L. van Os (1907), professor dr em. V.E. Tyler (1926) en Hein Zeylstra (1928) wil de redactie even stilstaan.

Professor van Os studeerde farmacie in Utrecht en vestigde zich daarna samen met zijn vrouw (eveneens apotheker) te Harderwijk. Van 1946 tot  1972 was hij hoogleraar Farmacognosie en Galenische Farmacie te Groningen. Hij maakte zodoende de ontwikkeling van een beschrijvende naar een experimenterende aanpak mee en gaf hieraan enthousiast leiding. Hij wist zo menige student voor het vak te interesseren. Zelfs bij veel leken genoot hij bekendheid door zijn medewerking aan de bekende Elseviers Geneesplanten Gids. Hij trad tevens op in vele besturen en commissies in de farmaceutische wereld. Tot op zeer hoge leeftijd bezocht hij enthousiast de congressen van de Nederlandse Vereniging voor Geneeskruidenonderzoek, waarvan hij jarenlang voorzitter was.

Varro Eugene Tyler, auteur van het belangrijke studieboek “Pharmacognosy” en medeauteur van het bekende “Rational Phytotherapy”, stierf geheel onverwacht aan een longembolie op 22 augustus 2001. Professor Tyler was mede-oprichter van de American Society of Pharmacognosy (ASP) en actief in deze en verschillende andere wetenschappelijke verenigingen, zoals bijvoorbeeld de Society for Economic Botany, die hem een belangrijke onderscheiding verleende. Na zijn emeritaat was hij een veelgevraagde spreker op conferenties, zowel in de VS als daarbuiten. 

De Nederlander Hein Zeylstra vestigde zich in 1965 met zijn vrouw in Engeland, waar hij de opleiding volgde van het National Institute for Medical Herbalists (NIMH). Vrij snel na voltooiing hiervan werd hij (in 1976) secretaris van de NIMH en kort daarop directeur van de opleiding, die nu de “School of Phytotherapy” heet. Van meet af aan zette hij zich in voor kwalitatieve verbetering van de wetenschappelijke standaard van de opleiding en dus ook van de fytotherapie. Dit streven leidde in 1982 tot de oprichting van het College of Practitioners of Phytotherapy (CPP). Een volgende mijlpaal was de toekenning van de BSc graad van de Universiteit van Wales aan de afgestudeerden van zijn opleiding vanaf 1995. Sinds 1990 vertegenwoordigde Hein Zeylstra Groot-Brittanië in ESCOP. Hij was adviseur voor vele instituten, bedrijven en tijdschriften en gaf regelmatig lezingen in de VS, Japan en Australië.
(met dank aan J.H. Zwaving en N. Braun)

AHPA richtlijnen voor plantextracten
Herbalgram nr 52 (p. 48) publiceerde het hoofdstuk over standaardisatie uit de nieuwe richtlijnen van de American Herbal Products Association (AHPA) voor productie en verkoop van bulk extracten. (S. Eisner, ed. Guidance for Manufacture and Sale of Bulk Botanical Extracts. Silver Spring MD: Botanical Extracts Committee, AHPA; 2001). In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, betekent standaardisatie niet alleen dat er wordt vastgelegd welk percentage van een bepaalde, bekende werkzame inhoudsstof aanwezig is. Veel belangrijker is de controle over het uitgangsmateriaal en het hele productieproces, leidend tot reproduceerbaarheid van dit percentage in verschillende partijen. Daarbij is de keuze van een labiele karakteriserende inhoudsstof belangrijk, die kan namelijk het beste aangeven of het hele proces goed verlopen is. Evenmin is de aanwezigheid van een hoeveelheid van een bepaalde inhoudsstof de garantie voor een bepaalde sterkte (werkzaamheid) van het extract. Die sterkte kan namelijk door andere aanwezige stoffen flink beïnvloed worden. Alleen een biologische test kan hier uitsluitsel geven.

Thee goed voor de huid?
De uitkomsten van een open Japanse studie (Arch Dermat 2001;137:42-43, Uehara et al.) suggereren dat de consumptie van oolong thee (Camellia sinensis) een snellere genezing van hardnekkige atopische dermatitis laesies bevordert. Naast hun gewone behandeling dronken 118 deelnemers  een liter thee (1% infusum) per dag. Na één tot twee weken werd een gunstig resultaat zichtbaar, na een maand was dit bij 63% van de deelnemers het geval.

Aloëpreparaten in de dermatologie
Een lange rij van 53 publicaties is via Medline beschikbaar over onderzoek met Aloe preparaten in relatie tot huidproblemen. Doordat er echter zulke grote verschillen zijn in preparaten en (daardoor wellicht) in uitkomsten van de studies is het moeilijk hieruit de grote lijn te destilleren. JE Fulton rapporteert vanuit een acne-onderzoekscentrum in Californië de succesvolle toepassing van aloëgel voor de huidgenezing na peeling (1987, 1990). Anderen, zoals Kaufman in Israël (1988), vinden het effect van Aloe op de wondgenezing minder gunstig dan dat van chemische alternatieven. Aloëgel op brandwonden werkt heel goed, aldus Visuthikosol en Somboonwong (Thailand, 1995 en 2000); ook op andere wonden (Chitra, India, 1998). Een beschermende werking (indien uitwendig toegepast) tegen zachte Röntgenstraling of UV straling werd ondertussen voor diverse preparaten door incidentele studies bevestigd (Sato, 1990; Roberts 1995, Lee 1999) en een groep immunologen uit Texas zoekt met muizen als proefdieren naar het werkingsmechanisme hierachter waarbij interleukine betrokken is (Strickland 1994,1999; Byeon,1998). Williams et al (Oncologisch Centrum Ohio, 1996) zien geen enkel resultaat van hun Aloe vera gel toegepast bij patiënten die bestraling ondergingen. In 1996 melden Syed et al (Malmö, Zweden) een heel goed resultaat bij uitwendige toepassing van een zalf met 0,5% Aloe vera extract op psoriasis plaques (83% genezing tegen placebo 7%).April 2001 beschrijven Olsen et al dat verpleegkundigen in een kankercentrum in Miami een gerandomiseerd dubbelblind gecontroleerd onderzoek uitvoerden waarbij milde zeep met en zonder de toevoeging van Aloe vera gel werd gebruikt. Alleen bij een hoge cumulatieve bestraling was er verschil in resultaat zichtbaar. Zeer recent publiceerden Choi et al (Korea) in het British Journal of Dermatology over een glycoproteïne fractie die ze uit Aloe vera hebben geïsoleerd. Deze stimuleert de vorming van epidermaal weefsel (in vitro) en liet ook versnelde wondheling zien bij muizen (in vivo). Jammer dat de handen internationaal niet vaker ineengeslagen worden om tot betrouwbare gestandaardiseerde en veilige aloëpreparaten te komen.

BPH in het BMJ
In het British Medical Journal (BMJ) 2001;323:1042-1046 geven Barry en Roehrborn een overzicht van klinisch werkzaam gebleken middelen bij Benigne Prostaat Hypertrofie (BPH). In dit overzicht worden medicamenteuze behandelingen zowel met elkaar als met de verschillende chirurgische interventies vergeleken. Het overzicht zal in de toekomst verder uitgewerkt worden en verschijnen in het door het BMJ uitgegeven “Clinical Evidence”. In dit artikel wordt ook aan Sabal plantenextracten, b -sistosterol bevattende plantenextracten en roggegraspollenextracten aandacht besteed. Zij worden als “plausibel werkzaam” betiteld. Van zaagpalmextracten zijn gegevens bekend in vergelijking met placebo en met finasteride, van de twee andere fytotherapeutica alleen in vergelijking met placebo. In het commentaar wordt bij elk van de drie als probleem gezien dat de trials kort van duur waren en dat er steeds verschillende preparaten bij betrokken zijn, hetgeen een goede evaluatie bemoeilijkt. Het BMJ is on line te lezen: www.bmj.com

Sint-janskruid: zeer goed onderzocht
Aanvullend op de studies die in de vorige editie van het NTvF vermeld werden zijn er nieuwe belangrijke publicaties verschenen.Het gezaghebbende blad “Trends in Pharmacological Sciences” besteedde in nr. 6 (juni 2001) aandacht aan Hypericum, hier “Prozac uit het plantenrijk” genoemd. Het betreffende artikel van Di Carlo, Borelli, Ernst en Izzo (p.292-7) wordt gevolgd door een discussie tussen de auteurs en Gobbi (p.557-9).

Di Carlo et al. betogen dat de plant Hypericum perforatum misschien een andere benadering biedt voor de behandeling van depressies. Biochemische en dierstudies duiden erop dat hyperforine het belangrijkste actieve ingrediënt zou kunnen zijn van Sint-janskruid. Dit remt de heropname van verschillende hersenneurotransmitters. Van Sint-janskruid is aangetoond dat het symptomen van milde tot matige depressie kan verlichten en het heeft als voordeel boven conventionele antidepressiva dat het veel minder ongewenste bijwerkingen vertoont. Er zijn echter belangrijke interacties tussen dit kruid en een aantal geneesmiddelen beschreven.

Lang werd gedacht dat remming van monoamine oxidase (MAO) door hypericine het belangrijkste werkingsmechanisme was. Maar de Sint-janskruidextracten vertonen deze activiteit niet zo sterk en alleen in concentraties die hoger zijn dan in de kliniek haalbaar zijn. Ook blijken de extracten in de synaps de heropname van zowel 5-HT, noradrenaline, dopamine, glutamaat als GABA te remmen. Hyperforine, dat deze eigenschappen ook geïsoleerd vertoont, lijkt één van de belangrijkste antidepressief werkzame inhoudsstoffen te zijn. Het effect is uniek en berust waarschijnlijk op een heel ander werkingsmechanisme dan de bekende antidepressiva. De stof werd aanvankelijk onderzocht vanwege een vermoede antibiotische werking, maar lijkt in potentie de weg te kunnen wijzen naar een interessant nieuw “breedspectrum antidepressivum”.

De klinische werkzaamheid staat niet meer ter discussie, zeker nu de Cochrane Library op basis van 27 studies met 2291 patiënten de werkzaamheid bij milde tot matige depressies heeft bevestigd. Wat betreft neveneffecten wordt in een tabel Sint-janskruid vergeleken met dothiepin, fluoxetine (Prozac), moclobemide en mirtazapine. De bij de synthetische middelen hoogfrequent optredende bijwerkingen zoals droge mond, duizeligheid, slapeloosheid, misselijkheid en onrust komen bij Sint-janskruid in veel mindere mate (tot niet) voor. Consumptie van het verse kruid leidt tot fototoxische verschijnselen bij dieren (huid, ogen), maar bij mensen komt dit zeer zelden voor (1 op 300.000). Het middel is dan ook nog steeds overal als voedingssupplement op de markt. Behalve in Duitsland, waar het als geneesmiddel vier keer zo vaak wordt voorgeschreven als Prozac.

De reactie van Gobbi betreft het veronderstelde nieuwe werkingsmechanisme. Di Carlo et al. vermoeden dat er een nieuw effect in het spel is omdat hyperforine  zoveel verschillende receptoren beïnvloedt. Zij schrijven dit toe aan een verlaging van de Na+ gradiënt van de neuronale membraan (verhoging van de vrije intracellulaire Na+ concentratie). Volgens Gobbi is de werking echter het resultaat van onspecifieke interacties met de presynaptische eindpunten. Hij stelt, met als voorbeeld het werkingsmechanisme van reserpine, dat bepaalde stoffen in het Hypericum extract een effect zouden kunnen hebben op de opslagblaasjes en daardoor de heropname van al die verschillende neurotransmittors remmen. Een en ander is wel in vitro getoond maar of de hier gebruikte concentraties in vivo wel ooit voorkomen is nog de vraag.

De discussie over het exacte werkingsmechanisme en de rol van de verschillende componenten van een Hypericum extract hierbij is hiermee nog niet afgerond.

Nogmaals: Sint-janskruid
Het tijdschrift “Pharmacopsychiatry” besteedde het supplement van haar julinummer 2001 geheel aan de vorderingen in het onderzoek naar Sint-janskruid. Hier worden 156 pagina’s proceedings gepresenteerd van het “Biocenter Symposium on Drug Therapy”, dat februari 2000 in Frankfurt gehouden werd. Het symposium bracht recente klinische studies en vooral veel farmacologische studies op elk niveau (in vivo, in vitro en moleculair) naar voren. Ook kwamen kwaliteitsaspecten van de bereidingen ter sprake. Professor Müller schrijft in het voorwoord: Sint-janskruid is niet alleen een actief antidepressiemiddel maar ook een voor de therapie interessante bron van nieuwe typen antidepressiva met unieke activiteitsprofielen en werkingsmechanismen. Om slechts enkele van de 31 hier gepresenteerde onderzoeken te noemen:

  • V. Butterweck, B. Korte, H. Winterhoff : Pharmacological and Endocrine Effects of -Hypericum Perforatum and Hypericin After Repeated Treatment.
  • G. Calapai, A. Crupi, F. Firenzuoli, G. Inferrera, G. Ciliberto, A. Parisi, G. De Sarro, A.P. Caputi : Interleukin-6 Involvement in Antidepressant Action of Hypericum Perforatum.
  • G.P. Eckert, W.E. Müller : Effects of Hyperforin on the Fluidity of Brain Membranes.
  • B.L. Fiebich, A. Höllig, K. Lieb : Inhibition of Substance P-Induced Cytokine Synthesis by St John’s Wort Extracts.
  • S. Kasper : Hypericum perforatum – a Review of Clinical Studies.
  • U. Kientsch, S. Bürgi, C. Ruedeberg, S. Probst, U.E. Honegger : St John’s Wort extract Ze 117 (Hypericum perforatum) Inhibits Norepinephrine and Serotonin Uptake into Rat Brain Slices and Reduces b -Adrenoreceptor Numbers on Cultured Rat Brain Cells.
  • W.E. Müller, A. Singer, M. Wonnemann : Hyperforin-Antidepressant Activity by a Novel Mechanism of Action.
  • J.T. Neary, S.R. Whittemore, Y. Bu, H. Mehta, Y.-F. Shi : Biochemical Mechanisms of Action of Hypericum LI160 In Glial and Neuronal Cells: Inhibition Of Neurotransmitter Uptake and Stimulation of Extracellular Signal Regulated Protein Kinase.
  • J. Reichling, A. Weseler, R. Saller : A Current Review of the Antimicrobial Activity of Hypericum perforatum L.

Een beperkt aantal exemplaren van dit supplement wordt door de firma Lichtwer ter beschikking gesteld voor geïnteresseerde artsen en apothekers. Op te vragen via het NVF-bureau  nvf@fyto.nl 

Bijwerkingen van plantaardige geneesmiddelen
Zowel het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG, 6 oktober 2001;145(40)1943-4) als het British Medical Journal (BMJ) besteden aandacht aan ongewenste bijwerkingen van fytotherapeutica cq voedingssupplementen. In het NTvG meldden twee psychiaters, een internist en een assistentgeneeskundige in opleiding van het AMC dat een 23-jarige vrouw met blanco psychiatrische voorgeschiedenis manisch-psychotisch gedecompenseerd raakte tijdens het gebruik van Valdispert balans (een combinatiepreparaat van Sint-janskruid en Valeriaanextract) in een hoge dosis. Na staken van het gebruik van dit preparaat en behandeling met olanzapine herstelde de patiënte. De auteurs wijten de verschijnselen aan Sint-janskruid, terwijl merkwaardig genoeg het bestanddeel Valeriaan (hetgeen zoals bekend bij langdurige hoge dosis manische verschijnselen kan oproepen) buiten beschouwing blijft. Zij concluderen “dat bij gebruik van Sint-janskruid als antidepressivum voorzichtigheid is geboden, vooral voor patiënten met een bipolaire stoornis”. Overigens geven ook di Carlo et al. in “Trends …” (hierboven beschreven) twee referenties van case reports die consumptie van Sint-janskruid met manisch gedrag in verband brengen. De leverancier (Vemedia) had geen commentaar op de berichten.
In het BMJ (van 1 december 2001;323:1270) wordt verwezen naar een rapport van E. Ernst uit Exeter die (nogmaals) meldt dat de interacties tussen kruiden en geneesmiddelen te weinig onderzocht zijn. Samen met A. Fugh-Berman uit Washington verzamelde hij uit vier elektronische databases, bij 10 fabrikanten en 24 organisaties de gepubliceerde klinische data met betrekking tot dit onderwerp, ze vonden echter niet erg veel (108 gevallen, waarvan 69% niet evalueerbaar). Het meest genoemd (85 x) werd het veelgebruikte Sint-janskruid, hiervan ging het 54 x over interactie met cyclosporine. Het meest frequent genoemde synthetische geneesmiddel was warfarine. In de meeste gevallen ging het om een additioneel antistollingseffect. Het rapport zegt dat de gebrekkige verslaglegging het moeilijk maakt vast te stellen wanneer interactie is opgetreden en  doet voorstellen tot systematisering hiervan. (BMJ on line: www.bmj.com )


Kort nieuws uit het NTvF 
(Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie) oktober 2001

Commissie Chinese Fytotherapie
Sinds januari 2001 is behalve de werkgroep Oost West, die zich met effectiviteitsonderzoek bezig houdt, nog een tweede commissie actief op het terrein van de Traditionele Chinese Geneeskunde, de CCF (Commissie Chinese Fytotherapie). Deze commissie bestaat uit zes NVF-leden met professionele betrokkenheid bij de Chinese fytotherapie en een vertegenwoordiger van de NVF-onderwijscommissie. De commissie houdt zich bezig met de volgende zaken (in volgorde van prioriteit):

  1. Benaderen van de Directie Gezondheidsbeleid, Regulier Overleg Warenwet en een gesprek entameren omtrent de wenselijkheid van het herbezien van een aantal plaatsingen van geneeskrachtige planten in bijlage III bij artikel 4 Warenwetbesluit kruidenpreparaten.
  2. Voorstellen doen ter vervanging van de planten (die vermeld staan in de bijlage warenwet als in 1 genoemd) in de traditionele samengestelde middelen die veel worden gebruikt binnen de TCG; idem voor planten die op de CITES lijst staan (beschermde soorten die niet meer verhandeld mogen worden).
  3. Ruimte zoeken binnen de BIG wet voor de omschrijving van toetsbare deskundigheid en de mogelijkheid tot registratie hiervan in relatie tot de wettelijke bevoegdheid tot voorschrijven van geneeskrachtige planten uit de bij 1 genoemde bijlage Warenwet.
  4. Trachten binnen het gehele veld van de betrokken beroepsverenigingen overeenstemming te krijgen over een core-curriculum dat de bij 3 genoemde deskundigheid minimaal garandeert.
  5. Trachten waar mogelijk onjuiste negatieve beeldvorming inzake TCG geneeskrachtige planten te corrigeren.

Ginkgo-preparaat verdringt chemie
Het Pharmaceutisch Weekblad publiceerde op  5 oktober 2001 een overzicht van het percentage voorschriften voor de verschillende geneesmiddelen bij claudicatio intermittens, sinds de registratie van het Egb 761 ginkgo-extract voor deze aandoening in 1996  (Farmacotherapie in cijfer, van Riemsdijk et al., p.1523-4).  Het ginkgo-extract stijgt van 0% (1997) tot 36 % (2000) en is hard op weg eerstekeusmiddel te worden voor deze aandoening. Pentoxyfilline gaf ongeveer 35% op (75 -> 46%) en buflomedil een bijna evenredig deel (25 -> 18%).


Kort nieuws uit het NTvF 
(Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie) juli 2001

RIVM Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) bracht recent uit de “Achtergrondstudie: Geneesmiddelen nu en in de toekomst, afbakening” in het kader van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002 onder redactie van H. Timmerman en J.A. van den Berg. Hierin is het achtste hoofdstuk van het tweede deel gewijd aan fytotherapeutica. Aan dit hoofdstuk werkten o.a. mee dr. A van der Kuy (voorzitter CTF), prof. dr. H. van Dijk (NVF leerstoel) en  drs. J.H. van Meer (voorzitter NVF). In het document wordt kort de Europese en Nederlandse situatie geschetst, waarna iets uitgebreider de activiteiten van de CTF worden besproken. Prijs (van het gehele rapport): fl 125,-. Bestellen: zie www.RIVM.nl of www.bsl.nl of tel. 030-6383736.


Kort nieuws uit het NTvF 
(Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie) april 2001

Planten bij psoriasis. De Utrechtse Wetenschapswinkel Geneesmiddelen heeft een rapport uitgebracht met als titel “Alternatieve plantaardige behandelingsmethoden bij psoriasis”. Hierin wordt een handzaam overzicht gegeven van een aantal fytotherapeutica en inhoudsstoffen van planten die gebruikt worden bij psoriasis: chrysarobine, capsaïcine, MCS-Vitilikla’s, traditionele Chinese middelen, Aloë Vera en Arnica. Kort wordt ingegaan op wat bekend is over de werkzame bestanddelen en de (on)veiligheid van deze middelen. Het rapport (33 pagina’s) is te bestellen door fl 14,00 over te maken op giro 228947 t.n.v. UU, Fac. Farmacie, Utrecht, o.v.v. PUG nr. 00-8, isbn 90-74722-48-X. 

Commentaar op de Europese directive on Traditional Medicinal Products. De EHPA (European Herbal Practitioner’s Association) stuurde de NVF een uitgebreid  commentaar bij de richtlijn die momenteel ontwikkeld wordt. Vooral zijn ze bang dat de Chinese fytotherapeutica hier uit de boot gaan vallen omdat deze niet enkel uit planten bestaan en nog niet lang genoeg in Europa verkocht worden. Website EHPA:  www.EHPA.eu  

Agnus castus en PMS . Een prospectieve dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde klinische studie is in Duitsland uitgevoerd bij 170 vrouwen die last hadden van premenstrueel syndroom (PMS). De studie duurde drie menstruele cycli. De hoofdeffectmaat was het verschil, door vrouwen zelf aan te geven, op een aantal met PMS samenhangende symptomen zoals hoofdpijn, irritatie, enz. De toediening van Agnus castus liet wat deze symptomen betreft een zeer significant positief verschil zien in vergelijking tot placebo. Het middel werd zeer goed verdragen. De studie is gepubliceerd in het BMJ van 20 januari 2001 (vol. 322, p.134-137).
                                                    
Liever heemst- of tijmsiroop . In het  geneesmiddelenbulletin (gebu) van november 2000 werd erop gewezen dat van de vele preparaten die worden aanbevolen als hoestmedicatie bij kinderen de effectiviteit niet is bewezen, terwijl een aantal van deze middelen, zoals codeïne en deptropine, wel ernstige bijwerkingen kan geven. De eerste keus is daarom: niets geven. Wanneer behandeling onvermijdelijk is, zal een simpele verzachtende hoestsiroop het meest veilig en geschikt zijn. Aangeraden wordt om op basis van persoonlijke voorkeur een keuze te maken uit de beschikbare suikersiropen (opgepast bij diabetes) met toevoegingen van Althaea of Thymus, waarvan geen schadelijke effecten te verwachten zijn.  

 

 

 


Publieksinformatie
over
kruidengenees-
middelen:


NTvF


JAAR
verslag


 

 

 

 

Externe links worden in een nieuw venster geopend.

U kunt een e-mailbericht met vragen of opmerkingen  
                    over deze website verzenden aan webmaster@fyto.nl.
                    Copyright © 2014 NVF   Laatst bijgewerkt: 18-02-2014