| |
Korte nieuwsberichten uit het NTvF:
Tweede druk
NVF-opleidingsgids verschenen
Symposium Biogene Geneesmiddelen
NVF-cursus
fytofarmaceutische basisvakken van start
Dodoens' Cruydt-Boeck
(1644) nu op Internet
Medicinale planten in diverse
media
Knoflook tegen processierups
Koffiebonen en civetdarmen
Traditional
Chinese Medicine Joint Research Platform
Ephedra
Tweede druk
NVF-opleidingsgids verschenen
Het snel wisselende aanbod van opleidingen en cursussen
maakte al twee jaar na het verschijnen van de eerste druk (1997) van
“Opleidingsmogelijkheden en cursussen in de fytotherapie” een supplement met
correcties en aanvullingen noodzakelijk. Door middel van jaarlijkse aanpassingen
van dit supplement heeft de NVF-onderwijscommissie de ontwikkelingen in het veld
bijgehouden tot de eerste editie uitverkocht was. Nu is de tweede editie in een
nieuw jasje verschenen. Vanwege het groeiende aantal opleidingen in de
aromatherapie hebben deze een eigen categorie gekregen binnen de “westerse
natuurgeneeskunde”. Wat betreft de inhoud van de opleidingen heeft de commissie
naar aanleiding van het opnieuw enquêteren van de diverse instellingen weinig
verandering geconstateerd ten opzichte van 1997. Enkele opleidingen hebben
samenwerking gezocht met reguliere opleidingsinstituten en kunnen nu een
MBO-diploma bieden. Een paar Chinese fytotherapie-opleidingen werken samen met
Chinese universiteiten.
Centraal staat ook in deze editie de “snelzoek-index”
waardoor de aspirant-cursist snel op het spoor komt van de opleidingen die aan
de gewenste vorm, lengte, doelstelling en inhoud voldoen. Achter in de gids
staat behalve de alfabetische lijst van de opleidingen en instellingen ook een
gecompileerde boekenlijst van alle door de opleidingen aangegeven literatuur en
een lijst van alle gebruikte afkortingen.
De gids kan worden besteld bij het NVF-bureau. Voor
niet-leden geldt dat de gids wordt toegezonden na ontvangst van € 7,75 op
gironummer NL06INGB0003484443 van het NVF-bureau te Beek-Ubbergen.
Symposium
Biogene Geneesmiddelen
Op 7 oktober 2004 werd de verenigingsdag “Biogenic
drugs and the central nervous system” binnen de FIGON geneesmiddelendagen
georganiseerd door de sectie biogene geneesmiddelen van de Nederlandse
Vereniging voor Farmaceutische Wetenschappen, samen met het Landelijke Overleg
Farmacognosie, de Nederlandse Vereniging voor Fytotherapie en de Gesellschaft
für Arzneipflanzenforschung. De sprekers, prof. A. Brattström uit
Zwitserland, dr M. Schmidt uit Duitsland, prof. A. Scholey en dr D. Kennedy uit
Engeland en dr R. Schulte, drs J. Wijbenga en dr O. Kayser uit Nederland
presenteerden onder meer onderzoek aan valeriaan, kava, melisse, ginkgo, ginseng
en sint-janskruid. Daarnaast was er veel aandacht voor het werk van jonge
onderzoekers in de farmacognosie, farmaceutische biologie en economische botanie
met een grote diversiteit aan onderwerpen. De abstracts zijn gepubliceerd in het
FIGON-blad Conceptuur. In het winternummer van dit tijdschrift zal een verslag
van dit symposium worden gepubliceerd.
NVF-cursus
fytofarmaceutische basisvakken van start
Op de website van de Europese koepelvereniging van
fytotherapeuten EHPA (www.euroherb.org)
wordt een core curriculum voor de fytotherapie in alle complementaire
contexten (oosters en westers) gepresenteerd. Omdat de Nederlandse Vereniging
voor Acupunctuur (NVA), maar ook andere beroepsverenigingen aangaven hun
opleidingseisen hierop te willen afstemmen, maar het huidige onderwijsaanbod
voor dit beroep niet voorziet in de benodigde farmacologie en farmacognosie,
heeft de NVF-onderwijscommissie in samenwerking met docenten van de Universiteit
van Amsterdam en de Universiteit Utrecht de cursus “fytofarmaceutische
basisvakken” ontworpen. Met deze cursus hoopt de NVF een veiliger bodem te
leggen onder het voorschrijfgedrag binnen de fytotherapie in alle contexten en
tevens de huidige beroepsopleidingen een aanvulling te bieden om het gewenste
niveau en de aansluiting met de wetenschappelijke actualiteit te realiseren. De
eerste editie van de cursus loopt najaar 2004 en wordt vooral door NVA-leden
gevolgd. Inschrijven voor de tweede ronde is nog mogelijk. De data zijn voor
farmacologie: 15 en 29 januari 2005; voor farmacognosie: 26 februari en 12 maart
2005; het examen is op 21 maart 2005 (’s avonds). Het examen is verplicht voor
het herbalistenregister van de NVA.
Dodoens' Cruydt-Boeck
(1644) nu op Internet
Liefhebbers van kruiden en oude kruidenboeken kunnen op internet (www.plantaardigheden.nl)
hun hart ophalen aan het resultaat van het project Cruydt-Boeck van Dodoens,
daar staan de zwart-wit- en kleurenscans on line, dankzij de mensen van
het Max Planck Instituut te Keulen en de Stichting De
Kruidenhoeve te Balkbrug. Op deze pagina's vindt men een volledige
inhoudsopgave van het Cruydt-Boeck. Vanuit elke deel-, boek- of hoofdstuktitel
is er een directe link naar de eerste zwartwit-scan van dit gedeelte van de
tekst. Daarvandaan kan men vooruit- en terugbladeren in de scans en klikken naar
de kleurenscans in hoge resolutie (zie de aanklikbare hulptekst boven en onder
iedere zwartwit-scan). Inmiddels wordt er verder gewerkt aan een register
waarin, voor zover traceerbaar, de bijna vier eeuwen oude plantennamen worden
gerelateerd aan de recente botanische en Nederlandse plantennamen. Op de website
www.plantaardigheden.nl zijn zeer veel links opgenomen naar historische
kruidenboeken.
Bron: W. Smits.
Medicinale planten in
diverse media
Groot nieuws in de jaarlijkse komkommertijd was het opheffen (door de
rechter) van het verbod op de verkoop van absintlikeur. Artemisia absinthium
is niet opgenomen in het warenwetbesluit kruidenpreparaten maar er bestond een
wet uit 1909, gebaseerd op de onjuiste aanname dat absint hallucinogeen zou
zijn, die de verkoop verbood. Deze wet bleek in tegenspraak met nieuwe Europese
regelgeving, die absintverkoop reglementeert door het thujongehalte aan een
maximum te binden. Overigens werd absint vroeger veel gebruikt als abortivum dus
een waarschuwing aan zwangeren om dit niet te consumeren lijkt hier op zijn
plaats.
Knoflook tegen processierups
Knoflook beschermt niet alleen mensen maar ook collega-planten tegen ziekten,
blijkt uit een bericht in de Gelderlander van 9 juni 2004. De gemeente Wijchen
had succes met het injecteren van bomen met knoflookextract; hierdoor bleven de
bladluizen weg. De gemeente Ubbergen gaat dit middel nu experimenteel preventief
toepassen tegen de processierups.
Koffiebonen en civetdarmen
De duurste koffiesoort ter wereld, de Kopi Luwak uit Indonesië, dankt
zijn bijzondere aroma niet aan de gebruikte koffiesoort maar aan de passage van
de bonen door de darm van de Aziatisch palmcivet (Paradoxurus hermaphroditus),
een katachtig dier. Dit meldde de Canadese onderzoeker Marcone in Nature
van 27 juli 2004. Hij probeerde hierbij een tweede bron van lekkere koffie aan
te wijzen, nl. Ethiopië, waar de koffieplant door de Afrikaanse civet (Civettictis
civetta) wordt “voorbewerkt”, met een ietwat vergelijkbaar maar toch minder
lekker resultaat.
Traditional
Chinese Medicine Joint Research Platform
Prof. dr Rob Verpoorte, hoogleraar in de farmacognosie aan het Instituut voor
Biologie te Leiden, heeft samen met het Taiwanese Industrial Technology
Research Institute een gezamenlijk onderzoeksplatform opgericht voor
onderzoek naar traditionele Chinese geneesmiddelen, zo meldde biotechnews op 21
juli 2004 (www.biotecheast.com).
Dit Traditional Chinese Medicine Joint Research Platform beoogt het
ontwikkelen van producten voor de Europese markt, gebaseerd op kruiden die in de
Traditionele Chinese Geneeskunde worden gebruikt. Expertise op het gebied van
farmacognosie, plantencelcultivering, plant biotechnologie en metabolomics
zullen samenkomen in het platform om actieve componenten uit deze kruiden te
identificeren en productietechnieken te ontwikkelen, zodat deze op commerciële
schaal geproduceerd kunnen worden. Er zal samengewerkt worden met TNO Systems
Biology Research te Leiden.
Ephedra
In het geneesmiddelenbulletin van september 2004 besteedde Peter de Smet
aandacht aan het verbod op Ephedra. Hij waarschuwt hierbij voor ongewenste
substitutie, bijvoorbeeld door Citrus aurantium var. amara.
Recent verscheen de publicatie WHO
guidelines on good agricultural and collection practices (GACP) for medicinal
plants (Geneve, 2003). De ontwikkeling en publicatie hiervan werd
gesponsord door Luxemburg. De richtlijn behandelt algemene zaken die voor de
meeste telers bekend zullen zijn; het hoofdstuk over verzamelen behandelt onder
meer zaken als toestemming en identificatie. De publicatie completeert de eerder
geformuleerde richtlijnen voor kwaliteitsverbetering van traditionele
geneesmiddelen, zoals voor Research and Evaluation of Traditional Medicine,
Appropriate Use of Herbal medicines, Assessment of Herbal medicines
en Manufacture of Herbal Medicinal Products. Doel van het gehele project
is te zorgen voor meer veiligheid en effectiviteit in het veld van traditionele
geneesmethoden en -middelen. Kruidenpreparaten nemen hierbij een belangrijke
plaats in. Momenteel wordt door de WHO ook gewerkt aan Guidelines on Safety
Monitoring and Pharmacovigilance of Herbal Medicines. De reeds gepubliceerde
documenten zijn te downloaden van
www.who.org
Artikel 42 van de Spaanse geneesmiddelenwet (25/20-12-1990)
beschrijft de algemene richtlijnen voor het gebruik en verhandelen van producten
waarin medicinale planten zijn verwerkt. In paragraaf 2 van dit artikel werd al
aangekondigd dat een lijst zou worden opgesteld van planten waarvan de verkoop
vanwege toxiciteit wordt verboden of aan banden gelegd. De laatste jaren is het
gebruik van fytotherapeutica dusdanig toegenomen dat om redenen van
volksgezondheid inderdaad is besloten een dergelijke lijst op te stellen met
hierop 197 planten of plantendelen. Op de lijst staan vooral planten met zeer
sterk werkende en/of giftige inhoudsstoffen zoals bijvoorbeeld Atropa
belladonna, Colchicum autumnale, Conium maculatum, Datura
stramonium, Digitalis-soorten, Rauwolvia serpentina en
Vinca major. Kava-kava en ephedra, waarvan het gebruik in
gezondheidsproducten in Nederland onlangs aan banden is gelegd, worden eveneens
vermeld op de Spaanse lijst. Ook enige schimmels/paddestoelen (Amanita-
en Claviceps-species) en enkele drugs (Cannabis-species, Catha
edulis, Psilocybe-species) worden verboden. De verordening waarin
deze lijst is opgenomen, is op 28 januari aangenomen en treedt na drie maanden
in werking.
Het 5e internationale Soja
symposium vond in Orlando (VS) plaats op 21-24 september 2003. In tien sessies
werden de wereldwijde ontwikkelingen in het soja-onderzoek besproken. Een
bijdrage uit Wenen toonde fysiologische verdedigingsmechanismen tegen
tumorproliferatie die functioneren via vitamine D-metabolieten. De aanmaak van
deze metabolieten kon worden geoptimaliseerd door genesteïn. Naast deze en
andere fundamentele studies waren er epidemiologische studies, onder meer naar
allergische reacties op soja (bij hoog-risico kinderen blijkt 25% allergisch
voor koemelk en 4% allergisch voor soja te zijn; allergische reacties komen voor
boven 100 mg soja-eiwit per dag), sojaconsumptie en cognitieve functies (een
Utrechts onderzoek kon geen verband vinden), sojagebruik bij overgangsklachten
(een tussenstand bij een meta-analyse vond een vermindering van 10-20%
opvliegers bovenop het placebo-effect van 30%). Er was aandacht voor de
veiligheid, onder meer werd het passeren van isoflavonen door de placenta en de
aanwezigheid ervan in moedermelk besproken. Ook werden studies gepresenteerd
waarin sojasuppletie een cholesterolverlagend effect liet zien. Opmerkelijk was
dat een niet-gedenatureerd eiwitproduct 9,4% LDL-verlaging liet zien en een
klassiek (gedenatureerd) eiwit-isolaat 5,4%. Eens te meer een aanleiding om
kritisch naar de verschillende bereidingswijzen te kijken als het om medicinale
toepassingen gaat (bron: verslag M. Sadler, uitgegeven door Alpro Soja).
Pittler, Schmidt en Ernst publiceerden recent een meta-analyse
van klinische studies met meidoornextract (van blad met bloem van C. monogyna
en C. laevigata) bij chronisch hartfalen (NYHA klasse I tot en met III).
Er werden 13 geschikte publicaties gevonden die voldeden aan de criteria (gerandomiseerd,
dubbelblind, placebo-gecontroleerd en een meidoorn monopreparaat als verum). De
gegevens van acht studies, met in totaal 632 patiënten, konden gezamenlijk
worden geanalyseerd. Hieruit bleek dat een statistisch significante verbetering
van de klachtenvrije inspanning kon worden bereikt met meidoornextract (van
gemiddeld 7 Watt). Het product van bloeddruk en polsslag daalde (gemiddeld met
20) en dyspnoea en vermoeidheid verbeterden ook significant. Bijwerkingen waren
infrequent, mild en voorbijgaand. Preparaten die in de studies gebruikt waren,
kenden zeer verschillende doseringen bij gelijkblijvend effect (LI 132 in 300
mg; WS 1442 uiteenlopend van 180 tot 1800 mg). Dit laat zien dat meidoorn, heel
anders dan digitalis, een middel is met een grote therapeutische breedte. De
auteurs achten nader onderzoek gewenst omdat het patiëntenaantal nog te klein
was. Er loopt nu nog een grootschalige studie die 24 maanden duurt en over een
langere periode ook de (al dan niet fatale) infarcten en hospitalisatie meet.
Meidoorn heeft een positief inotroop effect en lijkt daarin op
fosfodiësterase-remmers zoals amrinon (niet in
Nederland in gebruik). Maar bij meidoorn wordt ook anti-aritmische activiteit
gezien, in tegenstelling tot wat bij fosfodiësterase-remmers het geval is. In
één van de door de auteurs bekeken studies werd LI 132 (900 mg) vergeleken met
37,5 mg captopril en dit gaf een vergelijkbaar resultaat.
Degenring, Saller en anderen publiceerden eind 2003 een
dubbelblinde gerandomiseerde klinische studie met een gestandaardiseerd extract
van Crataegus-bessen voor de behandeling van congestieve hartklachten
klasse NYHA II. Ook hier werd in de fietstest een verbeterde prestatie (8,3
Watt; p <0,05) met het verum bereikt. Andere parameters (subjectieve verbetering
en product van bloeddruk en polsslag) verbeterden eveneens met Crataegus
maar de bereikte verschillen waren niet significant. De behandeling bestond uit
(n=69) acht weken lang drie maal daags 30 druppels van het extract (Crataegisan®)
of een qua kleur en smaak identieke placebo (n=74). Het was de tweede klinische
studie die volgens Good Clinical Practice richtlijnen met dit product was
uitgevoerd. De hier gebruikte dosering komt overeen met minimaal 6,4 mg
oligomere procyanidinen per dag. Deze polyfenolen worden algemeen als
belangrijke werkzame stoffen gezien in de meidoorn. Zij werken ook als
anti-oxidant en houden (aldus Quettie et al.) LDL-c oxidatie tegen. In alle
hierboven genoemde studies was de dosis hoger (de daar gebruikte extracten
bevatten 18,8% oligomere procyanidinen). Toch was het effect vergelijkbaar.
Belz en Loew hebben van een kamfer-meidoornbes (1:39)
preparaat (Korodin) het effect vergeleken met de effecten van beide componenten
afzonderlijk. Deze combinatie wordt traditioneel gebruikt voor de behandeling
van hypotonische en orthostatische circulatiestoringen (meidoornpreparaten
worden traditioneel zowel bij hypertensie als bij hypotensie ingezet).
Organische kamfer uit de kamferboom bestaat uit D-kamfer, in tegenstelling tot
het racemisch mengsel in gesynthetiseerde kamfer, en wordt al eeuwenlang
gebruikt voor het stimuleren van het hart en de perifere circulatie. In een
aantal proeven met gezonde vrijwilligers liet Belz zien dat de bloeddruk in
liggende houding inderdaad snel en dosisafhankelijk stijgt na kamfertoediening.
Hetzelfde gold voor het meidoornbesextract (5:1, dagdosis 9 gram, 3%
procyanidinen) na 28 dagen toepassing. Het samengestelde extract liet in
klinische studies een werkzaamheid zien die reeds na een minuut begint. Hiervoor
is de kamfer verantwoordelijk; meidoorn werkt meer op de langere termijn. Bij 48
personen die volgens de Consensus voldeden aan de criteria voor orthostatische
hypertensie werd de bloeddrukdaling bij het overeind komen significant en
dosisafhankelijk voorkomen door het combinatiepreparaat.
Bronnen: Pittler et al. Am. J. Med.2003;114:665-74;
Degenring et al. Phytomedicine 2003 (10):363-9; Belz en Loew.
Phytomedicine 2003 (10)suppl.IV 61-7; Quettie-Deleu et al. Pharmazie 2003
(58)8:577-81.
Op 31 maart 2004 werd door de EU de
richtlijn 2004/24/EC, inzake traditionele kruidengeneesmiddelen, gepubliceerd
als amendement op richtlijn 2001/83/EC inzake medicinale producten voor humaan
gebruik. Deze richtlijn betreft alleen zelfzorgproducten van plantaardige
oorsprong, waarbij vitaminetoevoeging onder bepaalde voorwaarden is toegestaan.
Voor elke plantsubstantie (door de binominale botanische, inclusief variëteit-
en auteursnaam, alsmede het te gebruiken deel gedefinieerd) die hierbij wordt
geaccepteerd zullen de indicatie, sterkte, posologie, toedieningswijze en andere
voor de veiligheid belangrijke informatie worden beschreven in documenten
(kruidenmonografieën) die worden opgesteld door het Comité voor
kruidengeneesmiddelen. Dit Comité wordt door deze publicatie ingesteld en maakt
onderdeel uit van EMEA (European Medicine Evaluation Agency).
Dit voorjaar werd een groot EU-project
rond de teelt en medicinale eigenschappen van knoflook afgerond. Het project
werd uitgevoerd door vijftien onderzoeksinstituten in zes landen. Uiteraard
stonden bij de medische toepassingen onderzoek naar aderverkalking en kanker op
de voorgrond. Het project werd gecoördineerd door dr C. Kik in Wageningen, die
zelf vooral betrokken was bij het onderzoek naar de teelt van knoflook. Voor de
gezondheidseffecten werden zowel in vitro als in vivo (dier) experimenten
uitgevoerd, de verschillende knoflookbereidingen werden in een groot aantal
bioassays getoetst op anti-atherogene en anticarcinogene werking, en er werd een
epidemiologische studie bij mensen verricht. Het project leverde 22
wetenschappelijke publicaties op. De coördinator vertelde dat de resultaten die
de onderzoekers op het gebied van atherosclerose boekten tegenvielen,
daarentegen werd de remming van carcinogene processen door knoflook wel
duidelijk aangetoond.
Bron:
www.plant.wur.nl/projects/garlicandhealth en mondelinge mededeling C. Kik.
Door het RIVM (Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu) is op 12 maart 2004 het verslag gepubliceerd van een
onderzoek, verricht in opdracht van het Bureau voor Medicinale Cannabis (BMC)
van het ministerie VWS, naar de kwaliteit van medicinale cannabis. Eveneens is
in dit rapport de monografie voor Cannabis flos gepubliceerd met de kenmerken,
eisen en analysemethoden. De monografie sluit qua stijl en opzet aan bij de
Europese Farmacopee. De monografie is gericht op de drie componenten, delta-9
THC, cannabidiol en cannabinol en is bedoeld als eerste aanzet om een
cannabisproduct van een min of meer constante kwaliteit aan te bieden, zodat de
evaluatie van de klinische werkzaamheid beter kan worden uitgevoerd. Aangezien
het werkingsmechanisme van de cannabinoïden nog niet is opgehelderd, is de
discussie over welke componenten een gunstig therapeutisch effect hebben nog
volop in gang. Het rapport houdt de mogelijkheid open dat in de loop der tijd
nog andere componenten en analysemethoden in de monografie worden opgenomen.
Bron: RIVM rapport 267011001/2004 door C. Slijkhuis, R. Hoving, L. Blok-Tip,
D. de Kaste.
Het Britse Department of Health (DH) kwam dit voorjaar met
een voorstel voor een wettelijke regeling voor fytotherapie en acupunctuur met
een registratiemogelijkheid voor gekwalificeerde praktizijns. In het voorwoord
bij dit voorstel stelt de minister voor volksgezondheid, John Hutton, dat net
als bij reguliere behandelaars moet worden gekeken naar veiligheid, kwaliteit en
effectiviteit. Het document, dat in maart ter discussie aan het veld ter kennis
werd gebracht, bouwt voort op documenten van de twee onafhankelijke (met hulp
van de Stichting voor Integrale Gezondheid van de Prins van Wales ingestelde)
werkgroepen die najaar 2003 werden gepubliceerd. Fytotherapie (in Engeland
spreekt men over herbalism) wordt (tot op BSc niveau) gedoceerd op een aantal
Britse universiteiten. De registratie en titelbescherming zal voor het publiek
meer duidelijkheid en veiligheid brengen bij een keuze voor fytotherapie of
acupunctuur als therapie. In het voorstel worden verschillende vragen neergelegd
bij zowel de praktizijns als bij de consumenten. Zo wordt gevraagd of beide
therapieën in één “CAM-council” moeten worden ondergebracht, dan wel ieder apart
of bij één van de bestaande councils, en hoe de beroepstitels moeten luiden.
Voorgesteld worden drie titels: “acupuncurist”, “fytotherapeut” en “Traditioneel
Chinees geneeskundige” (dit laatste is te zien als een combinatie van beide
titels). Binnen elke titel kan een differentiatie worden gemaakt, bijvoorbeeld
westers fytotherapeut of Ayurvedisch fytotherapeut. Naast de Europese, Chinese
en Indiase richtingen worden ook de Tibetaanse en Japanse (Kampo) genoemd.
Uiteraard worden suggesties gedaan voor basistraining, gedragscode en
nascholingsverplichting in de specifieke geneeswijze. Een belangrijk onderdeel
van het voorstel is (artikel 45) dat ook reguliere hulpverleners die CAM
toepassen moeten voldoen aan de wettelijk in te stellen standaarden.
Bron: Alle genoemde documenten zijn te lezen bij de EHPA:
http://www.euroherb.com/
De NVF heeft in 1993 de
leerstoel “Immunologie van plantenstoffen” ingesteld bij de faculteit
Farmaceutische Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Deze leerstoel is
tweemaal achtereen voor een periode van vijf jaar bezet geweest door professor
dr H. van Dijk, immunoloog. Recent ontving professor van Dijk bericht dat het
bestuur van de universiteit op voordracht van de decaan van de faculteit de
aanstelling van professor van Dijk als hoogleraar in deze discipline overneemt.
Dit betekent dat het bijzonder hoogleraarschap vanwege de NVF nu reglementair
stopt en dat professor van Dijk vanaf 1 februari 2003 gewoon hoogleraar
Immunologie van plantenstoffen is geworden en de leerstoel ''Immunologie van
Plantenstoffen" blijft voortbestaan. Het bestuur van de NVF feliciteert
professor Hans van Dijk van harte met deze aanstelling, die tevens een erkenning
inhoudt van het belang van deze leerstoel.
Poolsup en anderen publiceerden eerder dit jaar een
overzicht van gecontroleerde studies met Andrographis paniculata (Burm.f.)
Nees voor de symptomatische behandeling van ongecompliceerde bovenste
luchtweginfecties. Van de 8 gepubliceerde studies met Andrographis (waarbij in
één publicatie twee studies werden beschreven) waren vijf gerandomiseerde
dubbelblinde interventiestudies en voldeden daarmee aan de selectiecriteria van
de auteurs. Drie studies werden geselecteerd voor een systematische analyse
aangezien in deze studies Andrographis vergeleken werd met placebo en omdat
alleen in deze studies symptoomscores werden gerapporteerd. De resultaten van
deze drie studies konden echter niet worden gepoold aangezien twee studies het
effect van een combinatiepreparaat van Andrographis en Eleutherococcus
senticosus (Rupr. et Maxim.) Maxim. (in het artikel benoemd als
Acanthopanax senticosus) beschreven en in één studie een monopreparaat van
Andrographis werd gebruikt. Beide producten staan bekend als Kanjang®.
De dagdosering van beide preparaten bedroeg 3x daags 4 tabletten waarbij het
combinatiepreparaat 85 mg Andrographis extract (overeenkomend met 5,25 mg
andrographoliden; 63 mg/dag) en 9,7 mg Eleuthero extract (overeenkomend met 2%
eleutherosiden) per tablet bevatte, terwijl een tablet van het monopreparaat 100
mg extract (overeenkomend met 5 mg andrographoliden; 60 mg/dag) bevatte.
De data van 225 patiënten die het combinatiepreparaat of de
placebo hadden ontvangen werden gepoold. Uit statistische analyse bleek dat in
de groep die het Andrographis combinatiepreparaat had ingenomen de ernst van de
symptomen van luchtweginfecties significant verminderd was vergeleken met de
placebogroep (P = 0,0002). In de studie met het monopreparaat in 208 patiënten
met verkoudheid bleek het preparaat significant effectiever dan placebo in het
verminderen van de symptoomscore (P < 0,0001). In een andere gerandomiseerde
interventiestudie in 50 patiënten met verkoudheid werd de effectiviteit van
Andrographis (monopreparaat) ten opzichte van placebo uitgedrukt in termen van
ziekteverzuim, volledig herstel en symptoomscore. In alle drie eindpunten werd
significante verbetering in de Andrographisgroep geconstateerd ten opzichte van
placebo. In de enige gepubliceerde studie waarin de effecten van gedroogde
bladeren van Andrographis (3 of 6 g/dag, 6% andrographolide) bij patiënten met
ontstoken tonsillen werden vergeleken met de effecten van paracetamol, bleek dat
op de derde dag koorts en keelpijn significant verminderd waren in de hoge
doseringsgroep en in de groep die paracetamol had gekregen ten opzichte van de
lage doseringsgroep. Op de zevende dag was dit verschil verdwenen aangezien de
klachten in alle groepen verdwenen waren. Op basis van deze resultaten werd
geconcludeerd dat Andrographis alleen of in combinatie met Eleuthero, mogelijk
effectief is in de behandeling van bovenste luchtweginfecties.
Bron: Poolsup et al. J Clin Pharm Ther 2004:29:37-45.
In een gerandomiseerde, placebogecontroleerde studie,
uitgevoerd in Canada, onderzochten Goel en anderen de effectiviteit van een
Echinacea-preparaat op de symptomen van verkoudheid. Het betrof een waterig
ethanolextract van diverse delen van vers geoogste Echinacea purpurea (L.)
Moench (Echinilin™). Het extract was gestandaardiseerd op drie groepen van
componenten die in vitro en in vivo een immuunstimulerende werking vertonen:
alkamiden (0,25 mg/ml), cichoreizuur (2,5 mg/ml) en polysacchariden (25 mg/ml).
Voor deze studie werden 282 gezonde vrijwilligers met een geschiedenis van
verkoudheid geselecteerd. Het preparaat of de placebo werd ingenomen zodra de
eerste verschijnselen van verkoudheid optraden, waarbij de eerste dag 10
doseringen van 4 ml extract met water ingenomen werden en vervolgens gedurende 6
dagen 4 doseringen per dag. De mate van 13 verkoudheidssymptomen werd dagelijks
door de deelnemers zelf bijgehouden en op dag 3 en dag 8 beoordeeld door een
getrainde verpleegkundige. Van de 282 vrijwilligers die in de studie waren
geïncludeerd liepen 128 een verkoudheid op; 111 van hen voltooiden de studie
volgens het protocol. Alleen van deze laatste subpopulatie worden de resultaten
hier weergegeven.
De gemiddelde totale score van alle 13
verkoudheidssymptomen was 15,9 in de Echinacea-groep en 20,7 in de placebogroep,
een verschil van 23,1% tussen beide groepen (P < 0,01). Van de afzonderlijke
symptomen was alleen hoesten niet significant verbeterd in de Echinacea-groep.
De beoordeling door de verpleegkundige leverde vergelijkbare resultaten op. De
responsratio (RR, percentage deelnemers waarbij een minimale verlaging van 50%
optreedt ten opzichte van de maximale totale score) in de Echinacea-groep
bedroeg na 4 dagen 50%, terwijl dit effect in de placebogroep pas na 5,5 dagen
werd bereikt. Aan het einde van de behandelperiode bedroeg de RR voor de
Echinacea-groep 95%, terwijl die voor de placebogroep 65% bedroeg. Op basis van
deze resultaten werd geconcludeerd dat bij behandeling van beginnende
verkoudheid met Echinacea onder de omstandigheden zoals hierboven beschreven,
naast een vermindering van de mate van verkoudheidssymptomen, de duur van de
verkoudheid met 27% (ca. 1,5 dagen) werd verkort. Deze resultaten zijn
vergelijkbaar met de effecten die gevonden zijn in een eerdere studie waar
eveneens een E. purpurea preparaat (Echinagard™) gebruikt werd als vroege
interventie van verkoudheid (Hoheisel et al. Eur J Clin Res
1997:9:261-8).
Bron: Goel et al. J Clin Pharm Ther 2004:29:75-83.
Eind januari 2004 is door het College ter Beoordeling van
Geneesmiddelen (CBG) een myrtusbladolie bevattend product via de wederzijdse
erkenningsprocedure vanuit Duitsland in Nederland geregistreerd als
geneesmiddel. Dit product, Geloduratâ,
bevat 300 mg myrtusbladolie (gestandaardiseerd myrtol) in een maagsapresistente
capsule. Het is toegelaten voor de symptomatische behandeling van acute
bronchitis omdat het de viscositeit van het slijm in de luchtwegen zou
verminderen, waardoor dit makkelijker kan worden opgehoest. Bijzonder aan de
toelating van dit product door het CBG is het feit dat onderbouwing van de
werkzaamheid door middel van goede klinische studies lijkt te ontbreken. In de I
B1-tekst worden namelijk geen klinische resultaten besproken, maar wordt slechts
vermeld dat “na orale toediening met klinisch relevante doseringen van
gestandaardiseerd myrtol in dierexperimenteel onderzoek een activering van de
secretieproductie kon worden aangetoond, waardoor het klinisch gebruik als
muco-secretolyticum aannemelijk is”. Mogelijk biedt de procedure voor
wederzijdse erkenning nu ook de mogelijkheid voor andere fytotherapeutica uit
Duitsland en overige landen van de Europese Unie om voor registratie als
regulier geneesmiddel in Nederland in aanmerking te komen.
Bronnen: Tekst deel I B1. Geloduratâ,
maagsapresistente capsules 300 mg. (op te vragen via de
geneesmiddelinformatiebank van het CBG op www.cbg-meb.nl). Grandia L. Gelodurat,
wat is dat? Pharm Weekbl 2004;139(15):534.
Taaislijmziekte, cystische fibrosis, wordt veroorzaakt door
mutaties in genen die coderen voor bepaalde eiwitten die ionen door de
celmembraan transporteren. De meest voorkomende mutatie, de zogenaamde
DF508 mutatie, leidt tot een verkeerde
vouwing van het eiwit cystic fibrosis transmembrane conductance regulator
(CFTR), dat daardoor niet meer in het membraan van epitheelcellen wordt
ingebouwd. Hierdoor wordt de secretie via alle weefselklieren in meer of mindere
mate aangetast. Patiënten hebben last van dik, kleverig en taai slijm, vooral in
de longen en darmen, waardoor darmafsluitingen en ernstige chronische
luchtweginfecties ontstaan, veelal met een vroegtijdige dood tot gevolg. Een
groep onderzoekers uit de Verenigde Staten en Canada heeft onlangs aangetoond
dat curcumine (de belangrijkste inhoudsstof uit kurkuma) in muizen bepaalde
defecten kan corrigeren die zijn ontstaan door een afwijking in het
DF508 gen. Curcumine beschermt het
verkeerd gevouwen CFTR-eiwit tegen afbraak door andere regulerende eiwitten in
de epitheelcellen. Hierdoor wordt het alsnog op de celmembraan tot expressie
gebracht en kan het ondanks de veranderde ruimtelijke structuur vrijwel normaal
functioneren. Na orale toediening van curcumine aan
DF508-gemuteerde muizen in doseringen
die door de mens ook goed worden verdragen, verdween het taaie slijm uit het
maagdarmkanaal en werkten de epitheelcellen in de neusholte weer bijna normaal.
Ook was de sterfte onder de behandelde muizen veel minder hoog dan in de
controlegroep. Hoewel deze dier-experimentele bevindingen natuurlijk geen
garantie bieden voor een werkzaamheid van curcumine bij de mens, stemmen ze wel
degelijk hoopvol voor een mogelijke toekomstige behandeling van patiënten met
cystische fibrosis.
Bron: Egan ME, Pearson M, Weiner SA, en anderen.
Curcumin, a major constituent of turmeric, corrects cystic fibrosis defects.
Science 2004;304:600-2.
| |
Publieksinformatie
over
kruidengenees-
middelen:
JAAR
verslag
|