Over de NVF Archief Nieuws Agenda Dier en Kruid Symposia Tijdschrift Vereniging Contact  

 

HOME

Omhoog

 

 

Publiekswebsite infofyto

Nieuw bestuur ESCOP

Knoflookproduct gaf weinig vermindering van wormen bij kippen

Meloenpulp voor darmgezondheid van gespeende big

Fytotherapie voor varkens met Ascaris suum: geen aanvullende resultaten

Cranberrystudie naar de preventie van cystitis afgerond

Enquête Nederlandse medische studenten over complementaire geneeswijzen

Aantal geregistreerde kruidenmiddelen in de Europese Unie stijgt

Buitenland: Publieksconsultatie regulering fytotherapie en Traditionele Chinese Geneeskunde in het Verenigd Koninkrijk

Natuurproducten in Amerikaans farmaciecurriculum

Passiebloem en de slaapkwaliteit

Spirulina-alg voor ouderen

Zalf van Eremostachys laciniata bij carpaaltunnelsyndroom

Verenigde Naties kiest voor ecologisch

Kruidentabletten van meer dan 2000 jaar oud

Klinisch onderzoek ayurveda

Registratie complex kruidengeneesmiddel

 

 


omhoog



Knoflookproduct gaf weinig vermindering van wormen bij kippen

Onderzoekers van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht hebben samen met de Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer (GD) een onderzoek verricht naar een toepassing van een knoflookproduct (Allium sativum) om wormen bij kippen te bestrijden. Het is een bekend huismiddel voor boeren in verschillende Europese landen, maar was tot nu toe nog niet hierop onderzocht. De onderzoekers testten het effect van een commercieel verkrijgbaar product met een hoog gehalte aan allicin in een dierproef waarbij 450 Lohman-LSL-Classic jonge hanen werden gebruikt. Er bleven 50 dieren onbehandeld (groep 1) en ongeïnfecteerd, de overige dieren werden op de leeftijd van 6 weken geïnoculeerd met 300 eieren van Ascaridia galli per dier. Daarvan kregen 100 dieren geen behandeling (groep 2, controle), 100 dieren kregen in week 13 en 14 de aanbevolen dosis van een allicin-oplossing, overeenkomend met 1,5 ml/liter drinkwater (groep 3) en 100 dieren het 10-voudige hiervan (groep 4). De laatste 100 dieren (groep 5) werden in week 13 behandeld met flubendazol (10 mg/kg lichaamsgewicht) en in week 14 met water. Wekelijks werden vanaf week 13 t/m 16 van elke groep 20 dieren gedood en bekeken op aanwezigheid van wormen. In groep 1 en in groep 5 (vanaf week 14) werd niets gevonden terwijl alle andere groepen wormen werden aangetroffen. Het aantal wormen in de onbehandelde groep (groep 2) verschilde niet significant van de aantallen in groep 3 en 4. Het gevonden aantal wormen (met standaarddeviatie) staat vermeld in onderstaande tabel. 

Week

Groep 2

(onbehandeld)

Groep 3

(1,5 ml/l allicin)

Groep 4

(15 ml/l allicin)

Groep 5

(flubendazol)

13

13,8 (12,0)

12,9 (10,1)

15,0 (11,2)

22,5 (14,8)

14

12,8 (9,9)

11,4 (12,6)

13,5 (11,0)

0

15

12,9 (9,2)

8,1 (6,7)*

8,9 (6,6)**

0

16

11,9 (10,8)

12,3 (11,8)

10,8 (9,2)

0

 Op geen enkele moment was het aantal wormen in groep 2, 3 of 4 significant verschillend (p < 0,05) maar trendmatig leek in week 15 de wormlast iets lager te zijn in de allicin-groepen (* p=0,11; **p=0,07). De onderzoekers concluderen dat dit allicinproduct geen alternatief biedt voor flubendazol in de wormbestrijding.

Het aantal tijdens het experiment overleden dieren was 13, meestal als gevolg van kannibalisme, en dit had geen relatie met de worminfectie of de behandelingen. 

Bron: Velkers FC, Dieho K, Pecher FWM, Vernooij JCM, Van Eck JJH, Landman WJM. Efficacy of allicin from garlic against Ascaridia galli infection in chickens. Poultry Sci 2011(90):364-8; doi: 10.3382/ps.2010-01090. 

Meloenpulp voor darmgezondheid van gespeende big

 Franse onderzoekers testten een meloenpulp concentraat (MPC, afkomstig van Cucumis melo LC. [= Promutase 200]) dat rijk is aan superoxide dismutase (SOD) in een varkensmodel op de mogelijke invloed op de vorming van stresseiwitten in het maagdarmkanaal. Uit zes worpen werden 36 biggen van 21 dagen oud geselecteerd en over drie proefgroepen verdeeld. Na twee dagen vasten, kregen deze biggen gelijke hoeveelheden controlevoer, MPC1-voer en MPC2-voer toegediend dat respectievelijk 0, 12,5 en 50 IE per kg aan SOD bevatte (overeenkomend met respectievelijk 0 gram, 1 gram en 4 gram MPC per kg). Een derde van de biggen werd op dag 7, en een tweede groep op dag 14 na spenen geslacht. Enzymmetingen (SOD, catalase en spijsverteringsenzymen) werden uitgevoerd en de stresseiwitproductie werd door middel van de western blot test bepaald. 

MPC gaf op dag 14 een significante dosis-afhankelijke SOD toename in het plasma (p < 0,05). Het slijmvliesgewicht in de dunne darm was op dat moment lager en het gewicht van het cecum was hoger. Ook was de sucrase-activiteit in de slijmvliezen van het onderste deel van de van de dunne darm lager in de MPC2-voergroep. Ten slotte waren er eveneens significant minder stresseiwitten aanwezig in de maag (alle typen), het middelste deel van de dunne darm (hsp-27 en neuronaal stikstofoxide synthase, nNOS) en in het colon (hsp-70 en nNOS). 

Bron: Lalles JP, Lacan D, David JC. A melon pulp concentrate rich in superoxide dismutase reduces stress proteins along the gastrointestinal tract of pigs. Nutrition 2011;27(3):358-63.  

Fytotherapie voor varkens met Ascaris suum: geen aanvullende resultaten

Eerder werd in dit tijdschrift bericht over de inzet van een mengsel van zonnehoed, tijm en citroenmelisse (5% door het voer) dat veelbelovend werkzaam leek tegen spoelwormen bij varkens. Bij een herhaling met 1% van deze kruiden in het voer was er geen effect zichtbaar. Het ging hierbij echter om twee niet geheel vergelijkbare praktijkproeven. Met de inzet van hetzelfde mengsel in een gevalideerd diermodel van Wageningen Universiteit (WUR) hoopte de vakgroep Livestock Research (Van Krimpen et al.) meer duidelijkheid te scheppen. Er werd nu 3% van dit mengsel in het voer gedaan en daarnaast werd een 4% variant getest, waarbij zwarte thee (1%) was toegevoegd. Het eerste recept leek in dit model van 4 x 8 biggen wat betreft het aantal aangetroffen wormen een tussenpositie in te nemen tussen de met flubendazol behandelde en de onbehandelde dieren (van geen van beiden significant verschillend). Het laatste recept had geen effect op de wormen, er werden evenveel wormen gevonden in deze groep als in de onbehandelde controle.  

In een tweede studie met hetzelfde diermodel werden 1% papajavrucht, boldoblad en bijvoetplant getest in vergelijking met alleen een onbehandelde controle. Door geen van deze voederaanvullingen bleek de wormlast significant verminderd te worden. Hierbij dient aangetekend te worden dat dit model slechts 8 biggen per behandelgroep heeft zodat het wel goed in staat is om significante resultaten te geven bij middelen die (vrijwel) alle wormen afdoden, maar geen significant resultaat oplevert bij middelen die ongeveer half zo sterk werkzaam zijn (onbehandeld: 21 ± 40; papajavrucht: 13 ± 20; boldoblad: 4 ± 5; bijvoet: 58 ± 76 wormen per dier). 

Als reactie op deze studies schreef Lans, één van de door Van Krimpen geciteerde auteurs, dat er zorgvuldiger omgegaan moet worden met de etnoveterinaire data die zij en anderen hebben gepubliceerd. De keuze om een succesvol experiment (het eerste, met het 5% mengsel) te herhalen met lagere kruidenconcentraties wordt door haar bekritiseerd. Ook het gebruik van de papajavrucht in plaats van de etnoveterinair gedocumenteerde papaja-latex en van Artemisia vulgaris (bijvoet) in plaats van het gedocumenteerde A. sieberi met daarnaast nog het niet met literatuur onderbouwde boldoblad, samen met het arbitrair kiezen voor een dosering, zijn zeer aanvechtbare keuzes van de Wageningse onderzoekers volgens Lans. Dit alles heeft geleid tot verspilling van het slechts mondjesmaat voor dit thema beschikbare onderzoeksgeld.  

Bronnen: Van Krimpen MM, Binnendijk GP, Borgsteede FH, Gaasenbeek CP. Anthelmintic effects of phytogenic feed additives in Ascaris suum inoculated pigs. Vet Parasitol 2010;168:269-77. Lans C. Validation of ethnoveterinary medicinal treatments - letter to the editor. Vet Parasitol 2011;178:389-90. 

Cranberrystudie naar de preventie van cystitis afgerond

Wanneer een blaasontsteking minstens drie keer per jaar terugkomt, kan een lage dosis antibioticum voorgeschreven worden om nieuwe klachten te voorkomen. Dit heeft als nadeel dat de bacteriën resistent kunnen raken. Kunnen cranberries (veenbessen) de lage dosis antibiotica vervangen? Dat onderzochten Geerlings en Beerepoot in de NAPRUTI-studie van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in samenwerking met het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM). NAPRUTI staat voor Non-antibiotic versus Antibiotic Prophylaxis for Recurrent Urinary Tract Infections en deze studie is in 2006 (jaargang 19, nummer 1, pagina 7-9) in dit tijdschrift uitgebreid toegelicht. 

Er deden twee groepen vrouwen mee aan het onderzoek. De ene groep van 110 vrouwen kreeg het antibioticum co-trimoxazol, de andere groep van 111 vrouwen slikte twee keer per dag één cranberrycapsule. Uit de studie bleek dat de vrouwen die cranberrycapsules slikten geen last hadden van resistente darmbacteriën. Maar van de vrouwen die co-trimoxazol slikten, werd negentig procent al na één maand resistent. Niet alleen tegen co-trimoxazol maar ook tegen andere antibiotica. Deze resistentie hield na het staken van het antibioticum nog zeker drie maanden aan. Helaas bleken de cranberrycapsules veel minder werkzaam tegen blaasontstekingen dan co-trimoxazol. In de cranberrygroep duurde het gemiddeld vier maanden voordat de ontsteking weer doorbrak, in de co-trimoxazolgroep was dat acht maanden. De vrouwen in de cranberrygroep kregen gemiddeld vier blaasontstekingen, tegen zeven in het jaar ervoor. Dat is zeker een afname, maar de reductie is lang niet zo sterk als die van de vrouwen met antibiotica. Zij kregen gemiddeld 1,8 blaasontstekingen, tegen zes het jaar ervoor. Er waren dan ook relatief veel uitvallers in de cranberrygroep. De optimale dosis cranberries moet nog onderzocht worden, maar er is een Franse studie die 36 mg werkzame stof noemt. De onderzoekers wilden daar in ieder geval ruim boven zitten, met het liefst minstens 100 mg werkzame stof per dag. Helaas bleek dat er capsules waren geleverd met minder dan 36 mg. Het duurde bijna drie jaar om genoeg data te verzamelen. Het was moeilijk om vrouwen te laten deelnemen aan het onderzoek, ook al werkten tien centra mee om voldoende patiënten te krijgen. Concluderend stellen de onderzoekers dat de cranberrycapsules in ieder geval een aanvulling op medicijnen kunnen zijn en voor vrouwen die geen antibiotica willen slikken een goed alternatief.

 Bron: Persbericht AMC 26.07.2011: Besjes voor de blaas. Beerepoot MAJ, Ter Riet G, Nys S, Van der Wal WM, de Borgie ACJM, De Reijke TM, Prins JM, Koeijers J, Verbon A, Stobberingh E, Geerlings SE. Cranberries vs antibiotics to prevent urinary tract infections; a randomized double-blind noninferiority trial in premenopausal women. Arch Intern Med 2011;171(14):1270-8. 

Enquête Nederlandse medische studenten over complementaire geneeswijzen

Enkele onderzoekers van de Radboud universiteit en private instellingen onderzochten kennis van en houding ten opzichte van complementaire geneeswijzen (Complementary and Alternative Medicine [CAM]) onder medische studenten. Hiertoe werden 10.532 student-leden van de artsenfederatie KNMG benaderd per e-mail (in totaal waren er in het jaar van de studie 2007-2008 in Nederland 18.563 medische studenten). Met name werd gevraagd naar hun mening omtrent de plaats van CAM in het medisch curriculum. 

Er werden circa 2000 vragenlijsten ingevuld, gelijkmatig over alle instellingen verdeeld. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 22 (± 3) jaar. 72,4% was vrouw. 13,4% van de studenten had zelf in de afgelopen drie jaar persoonlijke ervaring opgedaan met een CAM-therapie en 45,7% gebruikte zelf af en toe zelfzorgmiddelen uit het CAM-domein. De bekendheid met acupunctuur en homeopathie was het grootst (meer dan 90%) en fytotherapie kwam met ongeveer 50% op de derde plaats. 54,1% van de respondenten gaf aan zelf af en toe informatie te zoeken over CAM, over het algemeen in de wetenschappelijke literatuur. Circa driekwart van de respondenten vindt het belangrijk dat CAM in het medisch curriculum een plaats heeft en dat artsen hier kennis van dienen te hebben, een derde vindt dat het bij de verplichte vakken thuishoort. Artsen zouden hun patiënten objectief moeten kunnen informeren over CAM, antwoordde 83% en 70% pleitte voor meer onderzoek naar veiligheid en effectiviteit van CAM. De onderzoekers merken op dat er meerdere redenen zijn om voorlichting over CAM een plaats te geven in het medisch curriculum. 

Bron: Kolkman E, Visser A, Vink AM, Dekkers W. CAM-education in the medical curriculum: Attitude towards and knowledge of CAM among Dutch medical students. Eur J Integrative Med 2011;3(1):17-22. 

Aantal geregistreerde kruidenmiddelen in de Europese Unie stijgt

De European Medicines Agency (EMA) gaat regelmatig rapporten publiceren over de registratie van traditionele kruidenmiddelen in landen van de Europese Unie. Zowel de aanvragen voor registratie als de bestaande registraties werden per land verzameld, met informatie over de datum van registratie, het werkzame bestanddeel en waar het middel voor wordt gebruikt. Uit de gegevens blijkt dat er in 2009 en vooral 2010 een enorme toename te zien is in het aantal registraties; van één registratie in 2005 naar 95 (in 2009) en 202 (in 2010). De verwachting is dat het volgende rapport dat dit najaar wordt verwacht, een nog verdere stijging zal laten zien aangezien daar ook de registraties op basis van well-established use in verwerkt zullen worden. Bovendien zal het volgende rapport ook de registraties van de eerste helft van 2011 laten zien en dus de laatste registraties van de overgangsperiode die eindigde op 30 april jl. 

Het rapport geeft inzicht in de landen waar de fytotherapeutica geregistreerd worden. Duitsland loopt – niet helemaal onverwacht – op kop met 384 registratie-aanvragen maar verrassende tweede is Polen met ruim 200 aanvragen. Nederland staat op een treurige tiende plaats met slechts 27 aanvragen waarvan er ten tijde van het rapport 11 goedgekeurd waren. Verder is het verschil tussen de registratie van enkelvoudige (mono)preparaten en middelen met een gecombineerde samenstelling (complexen) in de diverse landen opvallend. Engeland en Polen registreren vooral enkelvoudige middelen en in Nederland en Spanje bestaan zelfs alle registraties uit monopreparaten (dit komt ook doordat het well-established use complexpreparaat met Iberis amara niet meetelt en ook de oude registraties met senna en carminativa en/of vlozaad niet). In Duitsland en Oostenrijk daarentegen is de verdeling ongeveer gelijk en in landen als Slovenië, Estland en Zweden worden (zo goed als) alleen maar complexe preparaten geregistreerd. De meeste van deze combinaties bestaan uit twee tot drie kruiden en middelen met meer dan 10 kruiden komen zelden voor. In totaal zijn nu 85 plantensoorten betrokken bij de registraties; in de Tabel zijn de kruiden met de meeste registraties opgenomen. 

Registraties als Traditioneel Kruidengeneesmiddel (TK) in de Europese Unie op 31 december 2010 voor enkelvoudige kruidenmiddelen (minimaal vier registraties). 

Kruid[1]

TK[2]

Totaal (85)

260

Pelargonii radix

29

Hyperici herba

18

Harpagophyti radix

18

Valerianae radix

13

Passiflorae herba

9

Visci albi herba

9

Echinaceae purpureae radix

8

Salviae folium

8

Rhodiolae rosae rhizoma

7

Cimicifugae rhizoma

6

Echinaceae purpureae herba

6

Hippocastani semen

5

Melissae folium

5

Thymi herba

5

Arnicae flos

4

Crataegi folium cum flore

4

Equiseti herba

4

Sabalis serrulatae fructus

4

Tanaceti parthenii herba

4

 Bron: www.ema.europa.eu

[1] Kruiden of -extracten, gebruikt als enkelvoudig actief bestanddeel in TK-producten.

[2] Mogelijk zijn er verscheidene TK’s in verschillende EU-staten voor hetzelfde product

Richtlijn Traditionele Kruidengeneesmiddelen geeft aanleiding tot media-aandacht voor fytotherapeutica

Het NTvF heeft diverse keren, onder meer in interviews met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, aandacht besteed aan de EU-richtlijnen voor traditionele en innovatieve kruidengeneesmiddelen. Gedurende de hele maand april werd het NVF-bureau door verschillende media benaderd voor informatie hierover. Berichten verschenen uiteindelijk in de Volkskrant (30 april), Grasduinen (juni) en op de Boeddhistische omroep (11 juni). Daarnaast werd op de publiekssite www.infofyto.nl door de NVF al eerder antwoord gegeven op de vele paniekverhalen rond de implementatie van de Traditional Herbal Medicinal Products Directive per 1 mei 2011.

De vakbladen Pharmaceutisch Weekblad (PW) en Medisch Contact (MC) zagen een aanleiding om de Vereniging tegen Kwakzalverij (VTdK) een en ander te laten toelichten over kruidengeneesmiddelen in het algemeen en traditioneel-Chinese kruiden in het bijzonder. Omdat veel lezers van dit tijdschrift bovengenoemde bladen ook lezen lijkt het nuttig enkele kanttekeningen te maken.

Het PW plaatste op 22 april 2011 een artikel van Van Zwieten en Kieft, dat vrijwel letterlijk een herhaling was van een artikel van dezelfde auteurs dat gepubliceerd werd in het Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij van september 2010. In dit artikel wordt een artikel van Zeng en Jiang (Analysis of the adverse reactions induced by natural product-derived drugs. Br J Pharmacol 2010;159:1374-91) aangehaald om de hele sector natuurproducten in een kwaad daglicht te stellen. Het betreffende artikel handelt over de situatie in China, waar zeer veel en vaak intraveneus kruidenpreparaten worden toegediend in ziekenhuizen, en probeert een inschatting te maken van de risico’s hiervan. Met de situatie rond de toepassing van de Traditionele Chinese Geneeskunde of de verkoop van kruidengeneesmiddelen in Nederland heeft dit niets te maken, maar toch werden in het PW alle incidentele ongelukken met kruiden (zoals de dodelijke cocktail van reguliere middelen en ongecontroleerde kruiden die Belgische artsen in de vorige eeuw in een vermageringskliniek hebben toegepast, waarbij patiënten zijn gestorven) als afschrikwekkende voorbeelden van de analyse van Zeng en Jiang aangehaald.

Feitelijke en genuanceerde informatie over veiligheid en farmacovigilantie is te vinden in eerdere edities van dit tijdschrift met onder meer een toelichting op de database voor kruiden van het bijwerkingcentrum van de Wereld Gezondheids Organisatie (De Boer HJ, Meyboom R, Ericsson J, Farah M. Farmacovigilantie van fytotherapeutica door het Uppsala Monitoring Centre. Ned Tijdschr Fytother 2004/2005;17(4):2-4) en van het Lareb (Van Hunsel FPAM. Farmacovigilantie bij fytotherapeutica. Ned Tijdschr Fytother 2007;20(2):20-2 (beschikbaar via: www.lareb.nl/). 

In MC van 3 juni 2011 schrijft Catherine de Jong, anesthesioloog en bestuurslid van de VtdK over de datum 1 mei 2011: “In Nederland hebben twaalf van deze middelen een registratie gekregen. De rest is vanaf nu in de ban. Volkomen terecht.’’ Het artikel wordt opgesmukt met de kop “Achttien vrouwen hebben nier- of blaaskanker door het innemen van kruiden’’. In het artikel wordt de term kruidengeneesmiddel als synoniem gebruikt voor onbewezen werkzaamheid; de registratie van enkele innovatieve bewezen werkzame kruidengeneesmiddelen wordt verzwegen. Naast de weinig objectieve toonzetting is de informatie onjuist: er verandert op 1 mei helemaal niets voor (nog) niet geregistreerde middelen, ze blijven als voorheen in de warenwet. Zie voor een nadere toelichting op de “1 mei verwarring” dit artikel.


Natuurlijke stoffen mogelijk effectief tegen kanker

Natuurlijke stoffen die voorkomen in groente, fruit en planten kunnen wellicht helpen in de bestrijding van kanker. Dat blijkt uit het celbiologisch promotieonderzoek van Roberta Ruela de Sousa, die op 20 juni j.l. promoveerde aan de RijksUniversiteit Groningen. Ze toonde aan dat de stoffen fisetin, apigenin en ferruginol in staat zijn tumorcelgroei te remmen door de celcyclus te blokkeren en kankercellen te laten afsterven. Verder is relevant dat in haar onderzoek apigenin de effectiviteit van het veelgebruikte kankermedicijn vincristine lijkt te verminderen. Ruela de Sousa laat zien dat de werkzaamheid van de natuurlijke stoffen schuilt in verschillende moleculaire mechanismen. Bij alle onderzochte stoffen lijken fosfatasen, een familie van eiwitten waarvan het belang in kanker tot dusver onderbelicht bleef, een rol te spelen. Maar naar de precieze manier waarop de stoffen hun effect uitoefenen, moet nog veel nader onderzoek worden gedaan.

 Bron: Persbericht RUG (www.rug.nl/corporate/nieuws/archief/archief2011/promoties_oraties/24_DeSousa). 


Master-opleiding complementaire en alternatieve geneeswijzen in Milaan

De faculteit Sociologie van de universiteit Milano-Bicocca is in samenwerking met andere faculteiten en universiteiten gestart met de Master-opleiding Health Systems, Traditional and Non Conventional Medicine. De nadruk ligt hierbij vooral op de integratie van complementaire en alternatieve geneeswijzen (CAM) in internationale gezondheidszorgsystemen en de omslag naar een meer vraaggestuurd aanbod van gezondheidszorg in de toekomst. Met het oog op de overal toenemende vraag naar CAM wordt de Italiaanse cursus aangeboden aan (dieren)artsen, (CAM-)therapeuten, apothekers, gezondheidszorgmanagers (bijvoorbeeld van ziekenhuizen en verzekeraars) en andere BSc- of MSc-opgeleiden in de sfeer van de gezondheidszorg.

 Bron: Persbericht universiteit Milaan ( www.master-sistemisanitari-medicinenonconvenzionali.org )  .


Knoflook in combinatie met captopril

Indiase onderzoekers hebben een homogenaat van verse knoflook (Allium sativum) en het bioactieve bestanddeel S-allyl cysteïne sulfoxide (SACS) onderzocht, waarbij het erom ging of dit de effectiviteit van captopril zou kunnen versterken. Bij ratten werd hypertensie opgewekt door ze drie weken lang een 10% fructoseoplossing te geven. Vervolgens werd, terwijl de fructosetoediening doorging, drie weken lang knoflookhomogenaat (125 en 250mg/kg/dag, oraal) of de hiermee overeenkomstige hoeveelheid SACS (0,111 en 0,222mg/kg/dag, oraal) gegeven. In de alleen met captopril en de met een combinatie van captopril en het homogenaat of SACS behandelde groepen, werd captopril in de zesde week gegeven in een dosering van 30 mg/kg. Ook werden verschillende doseringen van de combinatie van SACS en CAP (in een 4:1 verhouding) getest.

Zowel captopril als de beide doseringen van het knoflookhomogenaat, los of in combinatie, lieten een afname zien van de vloeistofinname door de ratten en van hun lichaamsgewicht. De combinatie van knoflookhomogenaat (250mg/kg) en captopril was hierbij effectiever wat betreft het reduceren van de systolische bloeddruk en het cholesterol-, triglyceriden- en glucosegehalte van het bloed.

Omdat het knoflookhomogenaat, al dan niet met captopril, effectiever bleek te zijn dan SACS, lijkt het erop dat nog andere bioactieve bestanddelen van de knoflook bij deze effecten een rol spelen. Omdat de combinatie van SACS met CAP een synergistische werking liet zien wat betreft het dalen van de bloeddruk en de remming van het enzym angiotensin-converting enzym, waarschuwen de auteurs voor interacties bij gelijktijdig gebruik van knoflook of SACS met captopril.

Bron: Asdaq SM, Inamdar MN. Potential of garlic and its active constituent, S-allyl cysteine, as antihypertensive and cardioprotective in presence of captopril. Phytomedicine 2010;17(13):1016-26.


Moerbeiblad bij dyslipidemieWitte moerbei

Een kliniek in Thailand voerde een observationele studie uit met 23 non-diabetische patiënten met een milde dyslipidemie. De deelnemers voldeden aan de criteria voor dyslipidemi van het National Cholesterol Education Program Adult Treatment Panel uit de Verenigde Staten en vier weken dieet waren bij deze mensen niet succesvol geweest. De deelnemers namen 12 weken lang driemaal daags voor de maaltijd drie tabletten met 254,8 mg extract van moerbeiblad (Morus alba L.; overeenkomend met 0,367 mg 1-deoxynojirimycine). Elke vier weken werden bloedmonsters afgenomen, die werden onderzocht op lipidengehalte en en leverfunctie. Na vier en acht weken therapie was het triglyceridengehalte van het bloed significant gedaald met respectievelijk 10.2% (p < 0.05) en 12.5% (p < 0.05). Na 12 weken was het totaal cholesterol verlaagd met 4.9% (p < 0.05), het tryglyceridengehalte met 14.1% (p < 0.05) en het LDL-gehalte met 5.6% (p < 0.05). Het HDL-gehalte was verhoogd met 19.7% (p < 0.05).

Er werden enkele bijwerkingen gerapporteerd waaronder milde diarree (26%), duizeligheid (8.7%) en constipatie /opgeblazen gevoel (4.3%). In het algemeen wordt de therapie als werkzaam en veilig beoordeeld door de auteurs alhoewel de resultaten iets minder waren dan die van een eerdere studie.

 

Bron: Aramwit P, Petcharat K, Supasyndh O. Efficacy of mulberry leaf tablets in patients with mild dyslipidemia. Phytother Res 2011;25(3):365-9. 


Hibiscus bij hypertensie: veel vragenHsabdariffa1.jpg

Van Hibiscus sabdariffa L. wordt in veel landen zowel thee als limonade gemaakt. In deze landen is deze plant doorgaans ook in de volksgeneeskunde populair en zou tegen vele kwaaltjes helpen, waaronder hypertensie. De auteurs zochten in alle relevante literatuurbestanden naar publicaties over onderzoek dat deze plant in verband brengt met hypertensie. Van de 523 gevonden studies zijn er vier geselecteerd voor inclusie in een meta-analyse, maar drie van deze vier waren slecht van kwaliteit. Zo werd in twee gevallen de bereidingswijze voor de thee niet vermeld, laat staan dat er sprake was van een gestandaardiseerde bereidingswijze. Uiteindelijk bleek het dus niet mogelijk een meta-analyse te maken. De auteurs concluderen dat op basis van de nu beschikbare studies geen aanbeveling kan worden opgesteld voor het drinken van deze thee bij hypertensie.

 

Bron: Wahabi HA, Alansary LA, Al-Sabban AH, Glasziuo P. The effectiveness of Hibiscus sabdariffa in the treatment of hypertension: a systematic review. Phytomedicine 2010;17:83-6.

 

Buitenland: Publieksconsultatie regulering fytotherapie en Traditionele Chinese Geneeskunde in het Verenigd Koninkrijk

Augustus 2009 publiceerden de vier Ministeries van Gezondheid in het Verenigd Koninkrijk een document over de wenselijkheid van een wettelijke regeling van de beroepen fytotherapeut, acupuncturist en therapeut in de Traditionele Chinese Geneeskunde. Naar aanleiding van dit document werd een open consultatieronde gehouden die eindigde op 16 november 2009. Dit leverde een kleine 7000 reacties op, waarvan ongeveer 85% aangaf dat wettelijke regeling –met kwaliteitsgaranties vastgesteld door het Ministerie van Gezondheid– de meest wenselijke oplossing was voor de gesignaleerde potentiële risico’s die vastzitten aan onbekwame uitoefening van deze beroepen.

A. LansleyPas op 16 februari 2011 publiceerden de autoriteiten een samenvatting en analyse van deze consultatie, samen met de verklaring van de Staatssecretaris voor Gezondheid, A. Lansley, dat de regulering van deze beroepen nu daadwerkelijk ter hand zal worden genomen, mede gezien de naderende eindstreep voor de implementatie van de EU-richtlijn voor Traditionele Kruidengeneesmiddelen: “I have therefore decided to ask the Health Professions Council to establish a statutory register for practitioners supplying unlicensed herbal medicines. This will ensure that practitioners meet specified registration standards. Practitioner regulation will be underpinned by a strengthened system for regulating medicinal products. This approach will give practitioners and consumers continuing access to herbal medicines. It will do this by allowing us to use a derogation in the European legislation to set up a UK scheme to permit and regulate the supply, via practitioners, of unlicensed manufactured herbal medicines to meet individual patient needs. The Health Professions Council is an established and experienced statutory regulatory body which has the necessary experience to be able to successfully establish and maintain a statutory register for practitioners wishing to supply unlicensed herbal medicines. Subject to Parliamentary approval, such practitioners who wish to supply unlicensed herbal products will be required by law to register with the HPC.” Wat betreft acupunctuur wordt er niets geregeld: “The 2009 consultation also looked at practitioners of acupuncture. The practice of acupuncture is not affected by the EU Directive and, therefore, compliance is not required. I am confident that acupuncturists have their own voluntary regulatory measures in place, which are sufficiently robust.” Daarenboven zijn er volgens de Staatssecretaris voldoende plaatselijke hygiënevoorschriften en dergelijke om eventuele risico’s voor de volksgezondheid door acupunctuur tegen te gaan. Wat nu concreet de eisen gaan worden aan de opleidingen en aan de kwaliteit van de door geregistreerde therapeuten te gebruiken (ongeregistreerde) medicinale kruiden(extracten), is op dit moment nog niet bekend, maar dit zal naar verwachting de komende tijd worden vastgesteld.

Bron:  http://ehtpa.eu/pdf/Lansley_16_2_2011.pdf


Natuurproducten in Amerikaans farmaciecurriculum

Enkele medewerkers van de afdeling Farmacie van het Boston-Massachusetts Collegeof Pharmacy and Health Sciences hielden een enquête onder studenten en stafleden van hun instituut om erachter te komen wat hun mening was over het opnemen van de steeds toenemende hoeveelheid informatie over natuurproducten in het verplichte deel van het onderwijscurriculum. De auteurs wijzen erop dat het gebruik van Complementary and Alternative Medicine (CAM) in de maatschappij blijvend gevestigd is, waarbij het gebruik van natuurproducten –ook in de zelfzorg– een belangrijke rol speelt. De apotheker heeft als zorgtaak de patiënt te adviseren en bij te staan in het gebruik van medicinale producten, inclusief natuurproducten, waarbij de behoefte van de patiënt het uitgangspunt vormt. Daarom zouden apothekers hierover het nodige moeten leren in hun opleiding. In 2003 werd beschreven dat 97% van de overheidsgefinancierde opleidingen en 86% van de particuliere opleidingen cursussen op het gebied van CAM en natuurproducten aanboden; het gaat veelal om facultatieve cursussen (87%). Eerder onderzoek had laten zien dat studenten in alle medische beroepen graag les willen hebben over CAM, maar dat hierbij evidence based aspecten voorop zouden moeten staan en niet subjectieve ervaringen. Alhoewel niet opgenomen in de recente (2007) richtlijnen voor de accreditatie van farmacie-opleidingen in de Verenigde Staten (ACPE), werd het verstrekken van informatie over het gebruik, bijwerkingen en mogelijke toxiciteit van voedingssupplementen door apothekers in 2010 wel genoemd als een van de competenties om te slagen voor de North American Pharmacist Licensure Examination (NAPLEX). De nationale verschillen die op dit punt lijken te ontstaan, vormden de aanleiding tot deze peiling, die na afloop van een facultatieve cursus over natuurproducten werd gehouden. Hoewel de zinvolheid van informatie over CAM en natuurproducten breed werd gevoeld, verschilden de respondenten van mening waar het ging om verplicht of vrijwillig of om binnen een ander vak of apart aanbieden, en dat laatste gold ook voor het al dan niet scheiden van het onderwijs in voedingssupplementen en kruidengeneesmiddelen.

 

Bron: Kostka-Rokosz MD, Dvorkin-Camiel L, Asabigi AL. Student and faculty perspective toward the role and value of integration of natural product information into the pharmacy curriculum. J. Diet. Supplements 2011;8(1):12-8.

 


Passiebloem en de slaapkwaliteit

Er worden niet veel klinische onderzoeken uitgevoerd met medicinale kruidenthees en daarom is deze Australische studie extra opvallend. Er werd door 41 deelnemers een week lang dagelijks thee van Passiflora incarnata gedronken (een theezakje à 2 gram) en het resultaat werd vergeleken met een placebothee (peterselie), in een cross-over design met een week wash-out periode. De studie duurde dus in totaal 21 dagen. Meetinstrumenten waren de slaapdagboeken en de Spielberger angstvragenlijst (STAI-S) die respectievelijk op alle dagen en op de zevende dag van behandeling werden ingevuld door alle proefpersonen. Bij tien deelnemers werd op de laatste nacht van behandeling ook een polysomnografie (PSG) onderzoek uitgevoerd.

Er werden zes parameters uit de dagboeken geanalyseerd met SPSS en de slaapkwaliteit bleek als beter te worden ervaren bij het drinken van de passiebloemthee dan bij de placebothee (t(40) = 2.70, p < 0.01). Er was een goede overeenkomst tussen de subjectieve parameters (slaapdagboeken) en het objectieve PSG-onderzoek. Er werd geen significant verschil gevonden tussen placebo en verum wat betreft de STAI-S score.

 

Bron: Ngan A, Conduit R. A double-blind, placebo-controlled investigation of the effects of Passiflora incarnata (passionflower) herbal tea on subjective sleep quality. Phytother. Res. 2011; voorpublicatie on line doi: 10.1002/ptr.3400.


 Spirulina-alg voor ouderen

Een aantal reumatologen van de universiteit van Davis in Californië onderzocht het nut van voedingssuppletie met de blauwgroene alg Spirulina bij ouderen. Anemie en immuunstoringen komen in deze groep vaak voor en de alg heeft een ontstekingsremmend en antioxidant effect. Aan het onderzoek deden 40 vrijwilligers (50+) die geen ernstige chronische ziekte hadden. Zij namen 12 weken lang een Spirulina-supplement en vulden uitgebreide dieetanamneses in. Bij de start, in week 6 en in week 12 van de studie werden bloedmonsters genomen ter bepaling van het bloedbeeld en de activiteit van indolamine 2,3-dioxygenase (IDO), een immuunmodulerend enzym dat door geactiveerde macrofagen wordt gemaakt. De resultaten van 30 deelnemers (waarvan 50% vrouwen) konden worden geanalyseerd, waarbij bleek dat er een geleidelijke toename te zien was van het hemoglobine-gehalte. Dit effect was zowel bij mannen als vrouwen waarneembaar, maar oudere vrouwen leken sneller baat te hebben van de behandeling. Ook werd bij de meeste deelnemers een verhoogde IDO-activiteit gemeten en was het aantal witte bloedcellen gestegen (dit met name na zes weken). Spirulina lijkt dus bij ouderen anemie of een verstoorde afweerreactie te kunnen verbeteren en deze studie geeft dan ook aanleiding om een grotere gerandomiseerde gecontroleerde vervolgstudie met Spirulina op te zetten.

 

Bron: Selmi C, Leung PS, Fischer L, German B, Yang CY, Kenny TP, Cysewski GR, Gershwin ME. The effects of Spirulina on anemia and immune function in senior citizens. Cell. Mol. Immunol. voorpublicatie on line doi:10.1038/cmi.2010.76 dd 31/1/2011.

 


Zalf van Eremostachys laciniata bij carpaaltunnelsyndroom

 

Eremostachys laciniata (L) Bunge (gele woestijnandoorn) is in de Perzische traditie een veelgebruikt middel bij pijn en ontstekingen en voor aandoeningen aan het bewegingsapparaat en het centraal zenuwstelsel. Iranese onderzoekers publiceerden een gerandomiseerde placebo-gecontroleerde studie naar het effect van een zalf met het methanolextract van de wortel van E. laciniata bij 40 patiënten (60 aangedane handen) met carpaaltunnelsyndroom. Bij de start en het einde van de 28-daagse studie werden palmaire grijpfunctie en grijpkracht gemeten, werden met behulp van een visueel analoge schaal (VAS) pijn en parestesie gekwantificeerd en werden ook elektromyografische data geanalyseerd. In aanvulling op de zalf werd elke dag een ontstekingsremmer en pijnstiller (natriumdiclofenac, tweemaal daags 25 mg) gegeven en ‘s nachts werd een polssteun gedragen. De palmaire grijpfunctie verbeterde in zowel de placebo- als in de verumgroep maar in de laatstgenoemde significant meer (p = 0.01). De grijpkracht liet dezelfde tendens zien zonder dat dit significant was (p = 0.053). Ook de pijn- en parestsieklachten verbeterden voor beide groepen, maar significant (p < 0.001) meer bij de verumgroep. De elektrodiagnostische data lieten geen significante verschillen zien.

 

Bron: Eftekharsadat B, Shakouri SK, Shimia M, Rahbar M, Ghojazadeh M, Rashidi MR, Faraji MH. Effect of E. laciniata (L) ointment on mild and moderate carpal tunnel syndrome: a double-blind, randomized clinical trial. Phytother.Res. 2011;25(2):290-5.

 


Verenigde Naties kiest voor ecologisch

Op 10 december 2010 besprak de Verenigde Naties (VN) het jaarrapport van rapporteur Olivier de Schutter over het recht op voedsel en de toekomst van de landbouw. Op 8 maart 2011 kwam de VN hierover met een persbericht naar buiten. Herinvesteringen in landbouw, gestimuleerd door de voedselcrisis van 2008 zijn belangrijk voor de realisatie van het recht op voedsel. Maar het gaat hier niet zozeer om hoeveel maar om de manier waarop; landen zullen een heroriëntatie richting duurzame voedselproductie moeten krijgen.

Het rapport bespreekt uitgebreid de recente literatuur op dit gebied en stelt dat kleine bedrijven de voedselproductie binnen 10 jaar kunnen verdubbelen door eenvoudige principes van de biologische landbouw toe te passen. Dit werkt beter dan het gebruik van kunstmest. Resultaten uit de ecologie, zoals gebruik van nuttige bomen, insecten en lokaal aangepaste gewassen, kunnen worden benut om de productiviteit van de bodem te verbeteren en de voedselgewassen te beschermen tegen ziekten. In een aantal projecten (in 57 landen) werd gedemonstreerd dat de opbrengst op deze manier met 80% verhoogd kan worden, in Afrika werd zelfs 116% gehaald en dit werd bij 20 projecten gerealiseerd binnen een periode van drie tot tien jaar. Opschalen van deze projecten is nu zeer belangrijk, in combinatie met onder meer het versterken van de positie van vrouwen en de aansluiting van deze productiesystemen op een eerlijke markt.

Het rapport maakt uitdrukkelijk een keuze tegen conventionele landbouwmethoden die met de inzet van dure brandstoffen gepaard gaan. Los van ongewenste klimaatinvloeden die ze veroorzaken zijn deze veel gevoeliger voor klimatologische shocks.  

Bronnen: VN. Agro-ecology and the right to food, 2010. Beschikbaar via http://www.srfood.org/images/stories/pdf/officialreports/20110308_a-hrc-16-49_agroecology_en.pdf

 (geraadpleegd op 15 maart 2011) en persbericht VN 8/03/2011.

 


Kruidentabletten van meer dan 2000 jaar oud

Vorig jaar zijn tabletten ontdekt in een wrak van een schip dat rond het jaar 130 voor Christus zonk voor de kust van Toscane. Onderzoekers van het Smithsonian Institute hebben nu vastgesteld dat deze tweeduizend jaar oude tabletten meer dan tien verschillende plantenextracten bevatten, onder andere van wortel, radijs, selderij, wilde ui, eik, witte kool en duizendblad. De onderzoekers presenteerden in september vorig jaar hun bevindingen op het vierde Internationale Symposium over Biomoleculaire Archeologie in Denemarken.

Volgens de verklaring van hoofdonderzoeker Alain Touwaide in de New Scientist is dit het eerste fysieke bewijs van wat oude Griekse geneeskundigen zoals Galenus en Dioscorides hebben beschreven. Veel ingrediënten van de geanalyseerde medicijnen zijn uitgebreid beschreven door de oude Griekse geneesheren. Zo zou duizendblad zijn gebruikt om bloedingen van patiënten te stoppen. Wortel werd een geneeskrachtige werking toegedicht door apotheker Pedaniu Dioscorides. Die schreef in het jaar 60 voor Christus dat mensen die wortel gebruiken niet worden aangevallen door reptielen. En wortel zou helpen bij de bevruchting.

Touwaide wil met een vervolgonderzoek achterhalen in hoeverre plantenextracten in de oude geneesmiddelen ook volgens de moderne medische literatuur een geneeskrachtige werking hebben. Hij vindt dat de kennis van de oude Grieken vaak wordt onderschat. Volgens hem wordt literatuur over deze middelen vaak onterecht afgedaan als kwakzalverij. Deze tabletten kunnen mogelijk leiden tot nieuwe inzichten in het moderne farmacologische onderzoek.

Bron: Pharmaceutisch Weekblad, 2010 zie ook: http://archaeologynewsnetwork.blogspot.com/2010/12/more-on-shipwrecked-2000-year-old-pills.html


Publiekswebsite www.infofyto.nl

De NVF neemt begin 2011 de verantwoordelijkheid over voor de publiekswebsite www.infofyto.nl. Deze website kwam tot stand op verzoek van Stichting Innovatie Glastuinbouw Nederland (SIGN) en met financiering van het InnovatieNetwerk (www.innovatienetwerk.org ). Achtergrond is de behoefte van de Nederlandse (glas)tuinbouwsector om speler te worden in de internationaal groeiende markt voor medicinale planten(stoffen). Tijdens het project Medicijnen uit de Kas, waarover in de vorige editie van dit tijdschrift bericht werd, is geconstateerd dat Nederland een grote kennisachterstand heeft op het gebied van medicinale planten. Mede hierdoor bereikt de omzet in kruidenpreparaten niet die omvang die zij in de omliggende landen heeft, wat voor de ontwikkeling van deze nieuwe teelten een nadeel is. Daarbij doet zich het probleem voor dat de website die oorspronkelijk door SIGN bedoeld was als handelskanaal voor medicinale planten (rechtstreeks van de teler), volgens de Nederlandse wet niets over de medicinale eigenschappen van deze planten mag zeggen zolang de producten die worden aangeprezen niet als geneesmiddel geregistreerd zijn. Omdat dit probleem op korte termijn niet op te lossen is, werd de NVF gevraagd om in elk geval de consument te bedienen met wetenschappelijk geaccepteerde publieksinformatie onder verwijzing naar het groeiende aantal in Nederland en Europa geregistreerde kruidengeneesmiddelen, zonder deze ter verkoop aan te bieden.  

Het NVF-bureau is voor de publieksvoorlichting op de Infofyto-website uitgegaan van de medische indicaties van een veertigtal planten waarover drie belangrijke monografieën het eens zijn: namelijk die van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de European Scientific Cooperative On Phytotherapy (ESCOP), en de Europese geneesmiddelenautoriteit (EMA). Om een einde te maken aan het vooroordeel dat kruiden ongevaarlijk en onwerkzaam zijn, worden de waarschuwingen voor interacties, bijwerkingen en contra-indicaties uit de drie genoemde bronnen cumulatief weergegeven. Daarnaast wordt per plant helder aangegeven welke kwaliteitseisen worden gesteld om tot een werkzaam geneesmiddel te komen.

De website vermeldt alle kruidengeneesmiddelen die door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) zijn geregistreerd en geeft daarbij duidelijkheid over het type registratie. Bij een innovatief geneesmiddel: “De werkzaamheid, veiligheid en kwaliteit van een geneesmiddel gemaakt uit deze plant is vastgesteld door het CBG. Er zijn echter ook preparaten in de handel van deze plant waarvoor dit niet is vastgesteld. Let dus goed op de tekst van de bijsluiter.” Bij traditionele kruidengeneesmiddelen luidt de informatie: “De veiligheid en kwaliteit van een geneesmiddel gemaakt uit deze plant is vastgesteld door het CBG. De werkzaamheid is niet volgens de moderne maatstaven klinisch vastgesteld maar wel plausibel en goed gedocumenteerd vanuit internationale tradities (EMA monografie).” Op deze manier wordt de consument helder voorgelicht over de status van de preparaten.

Indien er geen geneesmiddelen in Nederland te koop zijn van een kruid, wordt onder het kopje “Los kruid voor thee, farmacopee kwaliteit” gemeld: “De mogelijke werkzaamheid van thee van dit kruid volgt uit de wetenschappelijke monografieën; echter in Nederland is nog geen los kruid geregistreerd als geneesmiddel. Op warenwetkruiden staat doorgaans geen kwaliteitskenmerk. Nadere informatie hierover mag volgens de Nederlandse wet niet worden verstrekt in deze context”. Hierdoor is de consument geïnformeerd over werkzame kruiden en tevens over de huidige knelpunten in de wetgeving. Hetzelfde is nog duidelijker het geval bij de planten waarvan de informatie valt onder de categorie: “Voedingsmiddel”, of  “Voedingssupplement in Nederland, geneesmiddel in Europa”. Hoewel er geen preparaten mogen worden genoemd, worden wel de kwaliteitseisen bekendgemaakt waaraan deze preparaten zouden moeten voldoen. Zodoende kan de website een aanjager zijn voor innovatie in de sector en het streven naar verhoging van de kwaliteit in de hele keten van zaadleverancier tot verkoper (van plant tot klant). De bedoeling is om in de loop der tijd uit te breiden met voldoende onderbouwde kruiden uit Chinese en andere tradities.

De informatieve website biedt de NVF de mogelijkheid om ook hier haar openbare ledenlijst van zorgverleners binnen een voor het publiek interessante context te presenteren. Dit markeert de start van een taakverbreding van de NVF als onafhankelijk kennisinstituut.

De website Infofyto verkeert nog in een ontwikkel- en groeifase. Het NVF-bureau ontvangt graag uw suggesties en opmerkingen.


Nieuw bestuur ESCOP

ESCOP (European Scientific Cooperative on Phytotherapy), de Europese koepelorganisatie waarvan de NVF het Nederlandse lid is, koos tijdens haar jaarvergadering (najaar 2010) een nieuw bestuur, met als voorzitter professor dr. Liselotte Krenn, die de leerstoel farmacognosie bekleedt aan de universiteit van Wenen. Zie bijgaand haar verklaring. Drs. Christine Catlender, apotheker, die namens de NVF van 2002-2010 de afgevaardigde was in het ESCOP-bestuur, werd als penningmeester van ESCOP opgevolgd door dr. Stephan Horsten, farmacognost, die sinds 1998 de NVF in de ESCOP-monografieëncommissie vertegenwoordigt. 

 Vienna/Exeter, December 24th 2010.

 Dear members, Dear cooperation partners, supporters and friends of ESCOP,

It was a great honour for me in the Annual General Meeting of ESCOP 2010 to be elected as the follower of Prof. Dr. Dr. h.c. mult. Fritz Kemper, under whose inspiring leadership together with the members of the Board of Directors and Supervising Editors as well as the Scientific Committee ESCOP has developed to the leading and independent NGO in phytotherapy in Europe. In the two decades of his guidance in ESCOP, his networking in the European Community and visionary ideas have promoted the acceptation of herbal medicinal products and the harmonisation of their legal framework. Fruitful cooperation’s between ESCOP and other interested parties in the field have been established and are indispensable for the progress.

The recent developments towards the marketing of herbal products as food supplements have caused many problems due to the lack of an adequate quality control. Thus, for the sake of consumer protection intense efforts are required to avoid disparaging of excellently documented “herbals” because of adulterations or falsifications in food supplements. To achieve this, under my term as chair person ESCOP will continue to provide detailed, reliable and structured summaries of the available safety and efficacy data for herbal drugs, whether well-established or traditionally-used. From the next year on, a contemporary publication of the ESCOP-monographs and their recurrent revisions will be available by an on-line marketing system. Additionally, I will carry on the lobbying for safe products of high quality within the legal framework for herbal medicinal products.

I can assure you that I will strive to continue the successful work of ESCOP, which has been achieved during the last 20 years under the impressive leadership of Prof. Kemper.

In the team with the well-proven secretary Simon Mills and with Joan Hodges and Judy Day, the indispensable supporting administrators in the secretariat in Exeter, as well as with the new treasurer Stephan Horsten from the Netherlands I will gladly cooperate for the future benefit of ESCOP.

Finally, I would like to underline that I highly appreciate a continuation of the cooperation with you to foster our joint goals in the field of phytotherapy.

L. Krenn


 

Klinisch onderzoek ayurveda

De Charité Universiteitskliniek Berlijn (van de Vrije Universiteit en Humboldy Universiteit) is oktober 2010 gestart met de fase-drie studie CARAKA: Complex Ayurvedic treatment in osteroarthritis of the knee against standard care. In deze studie wordt de veiligheid en effectiviteit van een complexe ayurvedische behandeling vergeleken met standaardzorg voor osteoartritis van de knie. De studie duurt tot april 2014 en de onderzoekers hopen 150 patiënten te includeren, die 12 weken worden behandeld en 12 maanden worden gevolgd. De ayurvedische behandeling bestaat uit massage, persoonsspecifieke dieet-, supplementen- en leefstijladviezen, yoga en zelfmassage van de knie. De standaardbehandeling die wordt gegeven volgens momenteel geldende internationale afspraken omvat zelfzorgadvies, pijnstillers en intensieve fysiotherapie. Primair eindpunt is de Western Ontario and McMaster University Osteoarthritis Index (WOMAC). Daarnaast worden diverse vragenlijsten en een visueel analoge score voor pijn en slaap gebruikt.

Bron: ANVAG.


 

Registratie complex kruidengeneesmiddel

Augustus 2010 heeft het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) het eerste complexe traditionele kruidengeneesmiddel in Nederland geregistreerd. Het betreft het uit Duitsland afkomstige geneesmiddel Iberogast (extract STW5). Het middel werd daar door meer dan 25 miljoen patiënten gebruikt en staat in de officiële behandelrichtlijnen voor functionele dyspepsie en Irritable Bowel Syndrome (IBS). Begin 2009 vierde STW5 met een wetenschappelijke symposium zijn 50-jarig bestaan. Professor Allescher memoreerde dat in die 50 jaar in de diagnose en therapie van functionele maag- en darmklachten vele trends te onderscheiden zijn geweest. In de zestiger jaren werden dysbacteriose en enzymtekort als oorzaak gezien (en waren bacteriën en enzymen de therapie) en achtereenvolgens lag de nadruk op psychosomatiek, op de motiliteit (met cisapride), op de zuurproductie (met H2-blokkers), op viscerale overgevoeligheid, ontstekingsprocessen, opnieuw op zuren (met protonpompremmers), serotonine, interacties met het zenuwstelsel en momenteel staan genetische factoren in de belangstelling. Al deze jaren is de therapie met STW5 actueel gebleven en zijn verschillende effecten van dit extract vastgesteld op ontsteking, zuurproductie, motiliteit en hypergevoeligheid alsmede de gelijkwaardigheid met verschillende veelgebruikte chemisch gesynthetiseerde middelen. Door een groot aantal onderzoekers werden deze werkingsmechanismen en de klinische effectiviteit nader toegelicht. Interessant is dat STW5 en ook Iberis amara-extract een duaal effect op de darm bleken te hebben. Bij de atonische darm werkt het prokinetisch en bij de spastische darm spasmolytisch. Professor Schemann liet zien dat STW5 de secretie van enzymen in het spijsverteringskanaal bevordert. Ook wordt de tonus van de onderste oesophagus-kringspier verhoogd, zonder het dwarsgestreepte spierweefsel hoger in de slokdarm te beïnvloeden; de tonus van de maagsfincter wordt verlaagd.

De samenstelling van STW5 is in Duitsland en Nederland gelijk en bestaat uit gestandaardiseerde extracten van Iberis amara, Matricaria recutita, Angelica archangelica, Carum carvi, Silybum marianum, Melissa officinalis, Mentha piperita, Chelidonium majus en Glycyrrhiza species. Iberis amara is de bittere scheefbloem, een mosterdachtige plant die al door Galenus in de eerste eeuw na Christrus beschreven werd. De plant is een levermiddel in de Spaans/Portugese traditie. Voor het gebruik in Duitsland is het leerboek van Madaus uit 1938 belangrijk geweest. De andere planten in STW5 zijn ook in Nederland veelgebruikte antiflogistica en spasmolytica in de spijsverteringstractus. Het middel –voorheen als voedingssupplement verkrijgbaar– is nu in Nederland geregistreerd als (innovatief) kruidengeneesmiddel met een full dossier, dat wil zeggen dat het CBG voldoende bewijs heeft gezien van kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid. Dit is bijzonder voor een complexpreparaat, maar in Duitsland is dit middel al heel lang in gebruik bij zowel reguliere als natuurartsen, en zowel klinisch als wat betreft de synergetische (multitarget) werking van de diverse bestanddelen is veel onderzoek beschikbaar. De indicaties zijn symptomatische behandeling van dyspepsie in volwassenen, met name voor de klachten maagpijn, maagzuur, een vol gevoel, maag/darmkrampen en misselijkheid. In Duitsland zijn de indicaties iets uitgebreider, daar is STW5 een plantaardig geneesmiddel bij maag-darmziekten, met als indicaties de behandeling van functionele en door motiliteit veroorzaakte maagdarmziekten zoals een geïrriteerde maag, IBS en ter ondersteuning van de behandeling van de klachten bij maagslijmvliesontsteking (gastritis). Deze ziektes leiden met name tot klachten als maagpijn, vol gevoel, winderigheid, maag/darmkrampen, misselijkheid en brandend maagzuur.

 

Bronnen: Symposiummap 50 Jahre Iberogast; Bijsluiter Iberogast Duitsland, Bijsluiter en samenvattende productinformatie Iberogast Nederland.

 

 

 

 

 

 

 


Publieksinformatie
over
kruidengenees-
middelen:


NTvF


JAAR
verslag


 

 

 

 

Externe links worden in een nieuw venster geopend.

U kunt een e-mailbericht met vragen of opmerkingen  
                    over deze website verzenden aan webmaster@fyto.nl.
                    Copyright © 2014 NVF   Laatst bijgewerkt: 18-02-2014