Over de NVF Archief Nieuws Agenda Dier en Kruid Symposia Tijdschrift Vereniging Contact  

 

HOME

Omhoog

 

NVF-nieuws:

 

Omzet kruiden in Verenigde Staten gegroeid in 2011.


Ondanks de crisis groeide de omzet van botanicals in de Verenigde Staten nog steeds, met 4,5% in 2011. Herbalgram stelde in haar jaarlijkse marktoverzicht eind 2012 dat de sector als één van de besten door de crisis is gekomen. Er zit groei in alle drie de verkoopkanalen (supermarkt, internet en gespecialiseerde winkels) maar het meest in de speciale Natural & Health food zaken. In de top veertig van de voedingswinkelomzet (groei 6,9%) staan cranberry- (ruim 40 miljoen dollar) en sojapreparaten (ruim 18 miljoen) bovenaan, gevolgd door zaagpalm, knoflook, ginkgo, mariadistel, zonnehoed, zilverkaars, sint-janskruid en ginseng (5,5 miljoen). De totale omzet bedraagt bijna 380 miljoen dollar. In de gespecialiseerde zaken bedroeg de omzet in botanicals in 2011 ruim 251 miljoen dollar, een stijging van 9%. Hier voerden lijnzaad-, tarwegras- of gerstgras-, aloe- en geelwortelpreparaten de lijst aan. De trends in de omzet worden duidelijk beïnvloed door onderzoeksresultaten: er is de laatste jaren een verschuiving te zien van de meer traditionele naar de goed onderbouwde middelen.  

Bron: Blumenthal M, Lindstrom A, Ooyen C, Lynch ME. Herb supplement sales increase 4,5% in 2011. Herbalgram 2012;95:60-4.


Evolutionaire verwantschap van planten en etnobotanie.

Een groep wetenschappers van onder meer de universiteiten van Reading en London heeft zich gebogen over het feit dat verschillende culturen ter wereld waarschijnlijk tussen 10.000 en 50.000 plantensoorten medicinaal gebruiken, waarvan slechts een klein deel onderzocht is op biologische activiteit. Vaak worden daarbij planten willekeurig getest op bijvoorbeeld tumorremmende werking omdat traditioneel gebruik, naar men zegt, wereldwijd niet consequent is. Haris Saslis-Lagoudakis en collega’s probeerden vast te stellen of er in traditioneel gebruikte soorten meer waardevolle bioactieve bevindingen zaten dan in willekeurig gekozen soorten. Dit bleek inderdaad het geval te zijn.

Verschillende culturen gebruiken andere planten voor dezelfde aandoeningen omdat in de verschillende leefomgevingen ook andere plantensoorten voorkomen. Maar een fylogenetische benadering (gebruikmakend van de stambomen van de plantenevolutie, ondersteund door DNA-onderzoek) kan iets meer zeggen over de verwantschap tussen deze verschillende soorten. En dan blijkt dat het medisch gebruik van planten niet willekeurig is maar duidelijk gegroepeerd in bepaalde delen van de fylogenetische stamboom, en dat heel verschillende culturen als die in Zuid-Afrika (Kaap), Nepal en Nieuw-Zeeland hierin voor 80-  90% overeenkomen (men vergeleek 1500 planten uit de medische flora met 20.000 planten in de totale flora). Dit maakt het waarschijnlijker dat juist daar de bioactieve verbindingen te vinden zullen zijn. En het lijkt dan ook verstandig om naast een exacte omschrijving van plant en aandoening ook de traditionele kennis over het te gebruiken plantendeel en de bereiding erbij te betrekken, zo schrijven de onderzoekers. Dit maakt de kans op succesvolle experimentele validering veel groter. Sinds er internationale afspraken zijn gemaakt op de Conventions on Biodiversity –zodat geld verdiend met geneesmiddelen uit planten terug moet vloeien naar de landen waar de planten en de lokale kennis gevonden zijn– is de financiering van etnobotanisch onderzoek, die toch al nooit riant was, echter flink teruggelopen. Omdat lokale kruidenkennis ook in rap tempo aan het verdwijnen is, ligt hier nog heel veel werk. 

Bron: Saslis-Lagoudakisa CH, Savolainen V, Williamson EM, Forest F, Wagstaffe SJ, Baral SR, Watson MF, Pendry CA, Hawkins JA. Phylogenies reveal predictive power of traditional medicine in bioprospecting. Proc. Natl Acad Sci USA 2012;109(39):15835-40


Onderzoek naar de relatie tussen boterbloemen en Equine Grass Sickness.

Al enkele jaren zijn onderzoekers aan het centrum voor Farmacognosie en Fytotherapie van de School of Pharmacy, Universiteit Londen, bezig met een uitgebreid interdisciplinair onderzoek naar Equine Grass Sickness (EGS, ofwel Equine dysautonomia) een ziekte die zich voornamelijk kenmerkt door paralyse van de darm. Hiertoe hebben de onderzoekers veel paardeneigenaren ondervraagd en weilanden onderzocht. Alhoewel de etiologie van deze voor paarden vaak fatale aandoening van het autonoom zenuwstelsel nog steeds niet geheel duidelijk is, hebben ze wellicht een tipje van de sluier opgelicht. Bekend was dat er anaerobe bacteriën, met name Clostridium botulinum bij betrokken zijn, maar onbekend was welke factoren ertoe leiden dat deze bacteriën zo ernstig kunnen toeslaan.  

Gedurende 2007 en 2008 werden 23 plaatsen waar de ziekte was geconstateerd en 11 controleplaatsen onderzocht op vegetatiesamenstelling en op zware metalen en mineralen in de bodem, in het water en in de vegetatie. Na analyse beek er bij de plaatsen waar de ziekte voorkwam significant vaker meer stikstof in de bodem te zitten. De begroeiing op deze plekken had een significant hoger gehalte aan ijzer, lood, arsenicum en chroom terwijl in de grond op deze plekken geen sprake was van een significante verhoging van deze zware metalen. Ook werden op alle getroffen plaatsen (en op 9 van de 11 controleplaatsen) giftige boterbloemsoorten (Ranunculus-soorten) gezien. Verder werden diverse giftige plantensoorten op een deel van de locaties aangetroffen, zoals Senecia jacobaea, Pteridium- soorten, Digitalis purpurea en Equisetum pratense. In de watermonsters werden op geen enkele van de onderzochte locaties neurotoxinen producerende cyanobacteriën (blauwgroenalgen) aangetroffen.

De onderzoekers vermoeden dat er twee of meer uitlokkende factoren voor de ziekte zijn gelegen in de bovengenoemde aanwezigheid van stikstof en toxische stoffen. Mogelijk zijn planten hierbij betrokken, zoals de boterbloemen, waarvan het ranunculinegehalte werd bepaald, en de grassoorten Lolium perenne en Agropyron repens, die veel zware metalen accumuleren. Ze achten de hypothese die de oorzaak zoekt in de blauwgroenalgen minder waarschijnlijk. Een systeemanalytische statistische benadering zou kunnen worden ingezet om de relaties tussen de vele betrokken factoren duidelijker te maken. 

In een vervolgonderzoek werd een analyse van het metaboloom met behulp van NMR-technieken gemaakt van de methanol- en chloroformextracten van Ranunculus-soorten (boterbloemen) van 12 getroffen en 9 ziektevrije locaties. Op één locatie werd in diverse seizoenen geoogst. Een statistische analyse (Partial Least Squares, PLS) werd gebruikt om te kijken of er significante correlaties waren. Er werden vrijwel geen seizoensverschillen gezien. Wel waren er grote verschillen in inhoudsstoffen tussen de verschillende soorten (R. repens, R. acris en R. bulbosis) maar deze betroffen niet zo zeer het ranunculine aglycon (als voorloper van het giftige protoanemonine) maar eerder andere inhoudsstoffen. Ook werden significante verschillen gezien in het inhoudsstoffenpatroon van R. repens dat was verzameld in EGS-getroffen en EGS-vrije locaties; niet alleen wat de concentratie ranunculine betreft maar ook qua andere inoudsstoffen.

Eveneens met PLS werd gekeken naar relaties tussen de in het voorgaande onderzoek gevonden verschillen in bodemsamenstelling en de ranunculinegehalten. Er was geen relatie met het stikstofgehalte maar wel werden duidelijke correlaties gevonden tussen variaties in metabolieten in de boterbloem en variaties aan ijzer, arsenicum, selenium, fluoride en molybdeen in de bodem. Met name opvallend was de correlatie tussen een hogere beschikbaarheid van ijzer in de bodem en een hoger gehalte aan ranunculine in de boterbloemen. 

De onderzoekers concluderen dat EGS zeker niet alleen het gevolg is van de consumptie van boterbloemen. De etiologie van deze ziekte is multifactorieel en complex. Maar in combinatie met andere factoren kan deze plant wel een rol spelen. Net als het in de vorige editie beschreven onderzoek van Laldi wijst dit onderzoek naar complexe interacties tussen bedrijfsmanagement, bodemkarakteristieken, micro-organismen en vegetatiesamenstelling, die belangrijke consequenties kunnen hebben voor de gezondheid van grazers. 

Bronnen: Edwards S, Martz K, Rogge A, Heinrich M. Edaphic and phytochemical factors as predictors of equine grass sickness cases in the UK. Front Pharmacol 2010;1:122.

Michl J, Modarai M, Edwards S, Heinrich M. Metabolomic analysis of Ranunculus spp. as potential agents involved in the etiology of equine grass sickness. J Agric Food Chem 2011;(59):10388-93.


Echinacea-preparaat onderzocht.

Enkele onderzoekers van de Cardiff School of Biosciences (Verenigd Koninkrijk) hebben een gerandomiseerde gecontroleerde studie uitgevoerd met een gestandaardiseerd Echinacea purpurea preparaat (oertinctuur van 95% herba en 5% radix), dat werd gegeven aan 755 gezonde vrijwilligers gedurende vier maanden (profylactisch 2,4 g/dag en tijdens verkoudheden 4 g/dag). Uiteindelijk konden 673 personen geanalyseerd worden. In de verum-groep kwamen 26% (significant) minder verkoudheidsdagen voor dan in de placebogroep: 672 dagen/149 infecties versus 850 dagen/188 infecties. Bijwerkingen waren op het niveau van de placebo. De betrokken virussen werden geïsoleerd en gedetermineerd.  

Bron: Jawad M, Schoop R, Suter A, Klein P, Eccles R. 2012. Safety and efficacy profile of Echinacea purpurea to prevent common cold episodes: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Evid Based Complement Alternat Med doi:10.1155/2012/841315.


Fytotherapeutica in de strijd tegen ESBL?

Minister Schippers en staatssecretaris Bleker schrijven in hun brief aan de Tweede Kamer van 18 oktober 2012 over de steeds toenemende problematiek van antibioticaresistente micro-organismen “dat het belangrijk is om alternatieven voor antibiotica te ontwikkelen en te benutten. We moeten echt zuinig zijn met de antibiotica die we hebben, en alternatieven stimuleren. Ook prebiotica, probiotica en fytotherapeutica kunnen daarbij een rol spelen.”

Vervolgens verwijzen zij naar het 7e Europese Kaderprogramma waar geld is voor het thema voedsel en landbouw, naar ZONmw waar vanaf 2009 het programma Priority Medicines en Antimicrobiële Resistentie van start is gegaan (volgens de minister zijn er zeven projecten op dit gebied gehonoreerd) en naar de Topsectoren: “Bij het onderdeel AgroFood is een onderzoek ingediend dat zich richt op bevordering van de diergezondheid door de inzet van natuurlijke middelen, waaronder kruiden.”

Navraag door de redactie leverde als resultaat op dat de bedoelde zeven projecten bij ZONmw niet meer lopen en geen enkele relatie hebben met de inzet van kruiden bij antibioticaresistentie (het zijn reeds afgesloten projecten over fyto-oestrogenen in het dieet van bejaarden en sterolen in margarines). Ook op Europees niveau bleek uit overleg met AgentschapNL dat de aangeduide mogelijkheden of activiteiten eigenlijk niet bestaan. De topsector AgroFood liet op 7 januari weten dat er geen enkel project op dit gebied was gehonoreerd.


 

Registratie geneesmiddel uit Cannabis sativum.

Voor multipele-sclerosepatiënten is naast de experimentele Cannabis flos inmiddels in Nederland nu ook het geneesmiddel Sativex beschikbaar. Dit is een geregistreerd UR (Uitsluitend op Recept) geneesmiddel bestaande uit een cannabisextract en de werkzame bestanddelen delta-9-tetrahydrocannabinol (THC) en cannabidiol (CBD). Het is een spray voor oromucosaal gebruik, geregistreerd voor de verlichting van symptomen bij patiënten met matige tot ernstige spasticiteit als gevolg van multipele sclerose, die niet adequaat gereageerd hebben op andere medicatie. De spray (met alcohol) is bedoeld om snel effect te hebben. Of het de patiënten voordeel biedt boven de op dit moment (goedkopere) experimenteel verstrekte cannabis door het Bureau Medicinale Cannabis (BMC) van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport moet nog blijken. Het BMC laat weten voorlopig door te gaan met het leveren van enkele variëteiten van mediwiet onder de namen Bedrocan, Bedrobinol, Bediol granulaat en Bedica voor gebruik bij andere aandoeningen zoals glaucoom of palliatief bij kanker-, aids-, of andere patiënten met klachten van misselijkheid, pijn en spasmen.  

Bronnen: Persbericht CBG (6 augustus 2012) en BMC telefonisch (6 december 2012). Zie ook www.cannabisbureau.nl en www.cannabis-med.org.


InnovatiePrestatieContract ‘Op weg naar een antibioticavrije veehouderij’.

Met de NVF als penvoerder hebben 13 midden- en kleinbedrijven de handen ineengeslagen om het antibioticagebruik in de veehouderij te verminderen. Het betreft drie kalverbedrijven (Klare Melk, Schouten, Mensink), drie varkensbedrijven (CVDB, Bankers en van de Wetering), een keten duurzaam varkensvlees (De Hoeve) en zes bedrijven die producten leveren die bijdragen aan antibioticavrij werken. Naast de inzet van kruiden (firma VNK) speelt de inzet van goedaardige micro-organismen –onder meer voor stalreiniging– een belangrijke rol (firma’s NobleBio en PIP Animal). Ook wordt het gebruik van nanotechnologie ter bestrijding van biofilmvormende bacteriën ontwikkeld (firma’s Festivus en Phytotreat) en worden IT-gestuurde wijzigingen in de luchtkwaliteit en watervoorziening getest (firma’s Topturn en PIP Animal). Het project wordt gesteund door de Nederlandse overheid via de regeling InnovatiePrestatieContract (IPC) en loopt twee jaar. De inhoudelijke coördinatie wordt verzorgd door dierenarts Ineke Eijck (Eijck Interim-management).


R.P. Labadiefonds ondergebracht in Stichting Toetsing Fytotherapeutica.

Tijdens de openbare bestuursvergadering (ledenvergadering) van de NVF op 19 november 2012 werd besloten dat het R.P. Labadiefonds ondergebracht wordt bij de Stichting Toetsing Fytotherapeutica (STF). Er zal door het STF-bestuur een onafhankelijke commissie worden benoemd die de aanvragen beoordeelt. Weliswaar gaat het om een klein fonds maar aangezien de NVF door de in 2012 veranderde regelgeving per 1 januari 2013 geen ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling) status meer heeft, maar een Sociaal Belang Behartigende Instelling is, biedt dit een gunstiger perspectief voor donateurs. Studenten en anderen die onderzoek doen naar fytotherapie en fytotherapeutica kunnen een beroep doen op dit fonds voor bijvoorbeeld congresbezoek en andere ongedekte onkosten.


Vragen en antwoorden over kruidengeneesmiddelen.

Op het NVF-NVGO-symposium van 15 juni 2012, waarvan het verslag in de oktobereditie van dit tijdschrift is verschenen, hebben de deelnemers vragen voor de sprekers geformuleerd voor een paneldiscussie die na de lunch werd gehouden. Verreweg de meeste vragen betroffen registratiezaken. Omdat de lunch uitliep, konden lang niet alle vragen beantwoord worden tijdens het congres. De resterende vragen hebben we schriftelijk voorgelegd aan het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) of andere instanties zoals het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Inspectie voor de GezondheidsZorg (IGZ). Onderstaand geven deze instanties antwoorden op de gestelde vragen.  

1. Zijn er geen traditionele kruidengeneesmiddelen registraties voor dieren mogelijk? Waar staan de wettelijke bepalingen als iemand een kruidengeneesmiddel voor dieren op de markt wil brengen, bijvoorbeeld ter vervanging van antibiotica?

Antwoord CBG (bureau diergeneesmiddelen): Er zijn geen specifieke kruidenregistraties, deze vallen onder de normale registratieprocedure voor diergeneesmiddelen. Humaan is er inderdaad aparte wetgeving, dit is veterinair niet het geval. Indien iemand een diergeneeskundige indicatie op een product wenst, dan moet het als normaal diergeneesmiddel geregistreerd worden. Indien er geen diergeneeskundige indicatie op een product staat maar een gezondheidsclaim zoals vermeld in de KAG-lijst, dan zou een product –mits het onder de definitie van diervoeder past– eventueel ook onder de diervoederwetgeving kunnen vallen. Het is op diervoeders ook toegestaan claims te bezigen, mits onderbouwd (deze onderbouwing dient bij de firma aanwezig te zijn op moment van toetreding op de markt, zodat de NVWA bij inspectie het dossier op kan vragen). Het hoeft in dat geval niet vooraf geregistreerd te worden. Indien het om kruiden-extracten gaat, dan moeten deze wel opgenomen zijn in het Feed Additives Register om gebruikt te mogen worden.

 2. Is er een goede database op internet die alle mogelijk interacties tussen (reguliere) geneesmiddelen en kruiden geeft?

Antwoord CBG (afdeling botanicals en nieuwe voedingsmiddelen): Er zijn contacten tussen het Nederlandse Bijwerkingen Centrum (Lareb) en het CBG om de bijwerkingen en mogelijke interacties, specifiek voor geregistreerde kruidengeneesmiddelen, beter in beeld te krijgen. Er is echter geen aparte database voor kruiden. 

3. Wat is het verschil tussen fytotherapeutica en kruidengeneesmiddelen? Waarom is gekozen voor de tweede naam?

Antwoord CBG: ‘Kruidengeneesmiddelen’ is de Nederlandse vertaling voor de wettelijke term herbal medicinal products. De term ‘fytotherapeutica’ is geen term die in de regelgeving van de Europese Unie voorkomt. 15 jaar geleden heeft ESCOP de term phytomedicines voorgesteld maar die is niet doorgebroken. Wij houden ons aan de term in Richtlijn 2001/83/EG. 

4. Wat zegt de wet over goede grondstoffen (bij kruiden) en waar kun je deze gegevens vinden?

Antwoord CBG: De kwaliteitseisen voor de grondstoffen van kruidengeneesmiddelen zijn vastgelegd in Europese wetgeving, onder andere in Richtlijn 2003/63/EG (= Annex I van Richtlijn 2001/83/EG), de Europese Farmacopee en in quality guidelines van het European Medicines Agency (EMA). 

5. Wat staat er in de wet over vluchtige oliën of aromatherapeutica? Kunnen deze ook als traditioneel kruidengeneesmiddel geregistreerd worden?

Antwoord CBG: vluchtige oliën of aromatherapeutica voldoen aan de definitie van een kruidensubstantie. Producten met vluchtige oliën kunnen daarom ook als traditioneel kruidengeneesmiddel worden geregistreerd. 

6. Wat is precies de functie van de EMA-monografieën voor de kruidengeneesmiddelen?

Antwoord CBG: Zie hiervoor de inleiding op de EMA website pagina Community Monographs (http://www.ema.europa.eu/ema/index.jsp?curl=pages/regulation/document_listing/document_listing_000212.jsp&mid=WC0b01ac058003380a). Het Committee on Herbal Medicinal Products (HMPC) van de EMA vat in de monografie samen wat er wetenschappelijk bekend is over het betreffende geneeskruid. Dit betreft zowel de niet-klinische als de klinische gegevens, alsmede de ervaring die in de Europese Unie is opgedaan. Er zijn twee kolommen: een voor Well established use en één voor Traditional use. De monografie geeft de visie weer van de HMPC op alle informatie die nodig is voor het (veilig) gebruik van een geneesmiddel dat van het betreffende kruid gemaakt is. De fabrikant van een kruidengeneesmiddel kan refereren aan deze monografie en hoeft deze zaken dus niet zelf in het dossier aan te leveren.

(aanvulling redactie: via www.infofyto.nl wordt bij ‘los kruid’ doorverwezen naar verschillende EMA-monografieën, daar staan dus voorbeelden) 

7. Waarom is er nog geen Cannabis flos geregistreerd als pijnstiller? De Nederlandse overheid heeft toch dit middel in productie? Kan Cannabis een traditioneel kruidengeneesmiddel worden?
Antwoord CBG: Recent is het middel Sativex geregistreerd als geneesmiddel (RVG 111277), feitelijk valt dit onder de definitie kruidengeneesmiddel. Dit is een UR-geneesmiddel (uitsluitend op recept van de arts), enerzijds vanwege de indicatie (pijn en spasmen bij multipele sclerose) te maken, anderzijds omdat het niet voor de hand ligt –gezien het feit dat deze plant onder de Opiumwet valt– om hiervan een product als een zelfzorgmiddel (dat is een voorwaarde voor traditioneel kruidengeneesmiddel) te registreren. Cannabis flos van Bedrocan wordt nog steeds voor onderzoeksdoeleinden geteeld en afgeleverd onder auspiciën van het Bureau Medicinale Cannabis. 

8. Waarom is er tot nu toe slechts één traditioneel Chinees kruidengeneesmiddel geregistreerd? Zijn er geen aanvragen of worden er veel aanvragen afgewezen?

Antwoord CBG: Wij kunnen alleen maar aanvragen beoordelen wanneer er een dossier wordt ingediend. Het betreffende middel was de eerste aanvraag uit China die aan alle wettelijke registratie-eisen voldeed. Er zijn nog geen aanvragen afgewezen.  

9. Is voor drug master files van extracten uit de traditionele Chinese geneeskunde (TCG) een EU-GMP certificering nodig (bij registratie als traditioneel kruidengeneesmiddel)?

Antwoord CBG: Ja, in Annex 7 van de GMP-richtlijn is voor kruiden vastgelegd dat de bereiding van extracten onder GMP-condities moet plaatsvinden (zie: http://ec.europa.eu/health/files/eudralex/vol-4/vol4_an7_2008_09_en.pdf). Omdat in de Europese Unie alleen EU-GMP wordt aanvaard is EU-certificering vereist.  

10. Worden er vanuit de Nederlandse overheid pogingen ondernomen om het gat te dichten dat nu gaapt tussen kruidengeneesmiddelen en warenwetkruiden, het gat waarin zich de meeste door TCG- en ayurvedatherapeuten voorgeschreven kruiden bevinden?

Antwoord VWS: Nee, er is wetgeving voor kruidengeneesmiddelen en kruidenpreparaten vallen onder de warenwet. Wij vinden het niet wenselijk om hier op nationaal niveau aanvullende maatregelen voor te nemen.  

11. Welke commerciële reden kan een firma hebben om een stof die nu als voedingssupplement op de markt is te registreren als kruidengeneesmiddel?

Antwoord CBG: Dit zou men aan de desbetreffende firma’s moeten vragen, wij kunnen daar geen antwoord op geven. (Aanvulling redactie: het ligt voor de hand dat het antwoord dan zou kunnen zijn dat bij de verkoop van een warenwetproduct geen medische claim mag worden gebruikt en dit kan wel –afhankelijk van de registratie–  bij een geneesmiddel.) 

12. Wat voor klinisch bewijs is nodig voor de categorie ‘Well established use’ en waar is dat terug te vinden?

Antwoord CBG: Dat staat in Annex I van Richtlijn 2001/83/EG, hoofdstuk Well established use. 

13. Zijn er traditionele kruidengeneesmiddelen geregistreerd voor artrose?

Antwoord CBG: Nee, de traditionele kruidengeneesmiddelen die op dat gebied geregistreerd zijn (bijvoorbeeld met het kruidenbestanddeel Harpagophytum procumbens), hebben een indicatie gebaseerd op de indicatie zoals vermeld in de HMPC-monografie voor de betreffende plant. 

14. Is er een lijst van alle in Europa geregistreerde traditionele kruidengeneesmiddelen?

Antwoord CBG: Nee, maar de EMA maakt wel jaarlijks een inventarisatie over de voortgang. De laatste inventarisatie waarin de stand staat per eind 2011 (375 registraties traditional use, 129 combinatie- en 246 monopreparaten; 71 well-established use waarvan 54 monopreparaten) staat op http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Report/2011/05/WC500106706.pdf. Er is nu weer een inventarisatieronde voor de periode tot 31 december 2012. 

15. Kan elke apotheker de middelen die in een ander EU land zijn geregistreerd gewoon verkopen in Nederland?

Antwoord IGZ. Het antwoord is ingewikkeld. De volgende elementen zijn van belang. Voor kruidengeneesmiddelen geldt dezelfde wetgeving als voor geneesmiddelen. Dat betekent dat de producten of in Nederland of Centraal* geregistreerd moeten zijn en dus niet gewoon verkocht kunnen worden als ze in een ander EU land zijn geregistreerd. De Geneesmiddelenwet verbiedt een geneesmiddel ter hand te stellen waarvoor in Nederland geen handelsvergunning (registratie) is verleend. De wet voorziet in een uitzondering in specifieke situaties: De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) kan toestemming verlenen (op basis van een artsenverklaring) indien een arts het noodzakelijk vindt omdat behandeling van een patiënt niet mogelijk is met in Nederland beschikbare, geregistreerde geneesmiddelen.  

* Geneesmiddelen kunnen in Nederland via een nationale procedure geregistreerd worden. Maar naast de nationale procedure bestaat er in Europa ook een route waarbij er een handelsvergunning verstrekt wordt die in één keer geldig is voor de gehele Europese Unie. Deze route wordt de centrale procedure genoemd. De handelsvergunningen worden afgegeven onder verantwoordelijkheid van de Europese Commissie.

 


Jubileumboek Federa

De Federa/Federatie Medisch Wetenschappelijke Verenigingen (Federa/FMWV) bestond in 2009 al 50 jaar. Wat begon als een jaarlijkse bijeenkomst van enkele biomedische wetenschappers groeide uit tot een koepel van vele (niet steeds dezelfde) verenigingen die gezamenlijk opkomen voor de belangen van medisch-wetenschappelijke onderzoekers. Hierbij was men gesprekspartner voor de overheid, bijvoorbeeld op het gebied van regelgeving voor het gebruik van lichaamsmateriaal. Aanpassingen van de Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek op mensen waren niet meer nodig dankzij de door de Federa/FMWV opgestelde regels voor zelfregulatie voor de omgang met lichaamsmateriaal. Ter bevordering van de interdisciplinaire samenwerking in het biomedisch onderzoek werden en worden jaarlijks goed bezochte medisch-wetenschappelijke dagen georganiseerd. De jaarlijkse prijs voor onderzoekers werd diverse keren uitgereikt aan een toekomstige Nobelprijswinnaar.

De NVF is vanaf 2001 lid van de Federa/FMWV. Recent verscheen het 376 pagina's dikke jubileumboek, waarin naast terugblikken en vooruitblikken van de Federa/FMWV een aantal verenigingen (waaronder de NVF) haar historie toelicht. De boeken zijn via de website van de Federa te bestellen (www.federa.org) en de prijs is € 35,- (NVF-leden € 30,-). Boekgegevens: Verhoef P, Coeberg JWW, Jacobs JJL. Vijftig jaar Federa (1959-2009); een beknopte geschiedenis en vooruitblik van de Federatie van Medisch Wetenschappelijke Verenigingen. Rotterdam, Erasmus Publishing / Federa. 2012. ISBN 978-90-5235-213-8.

 


Nieuw project medicinale en gezonde planten(stoffen) bij de CAH Vilentum Dronten


In 2011 vormde het succesvolle gezamenlijke congres met de NVF (Global opportunities for plants and health in the 21st century) de afsluiting van het project ‘Innovatieve Ketens voor Voeding en Gezondheid’ van de CAH Vilentum Dronten en onderzoeksbedrijf Fytagoras. Beide partijen starten voorjaar 2013 met een tweede SIA-RAAK MKB project, genaamd ‘Green Health – de poort naar grootschalige ontwikkeling van plantaardige medicijnen en gezondheidspreparaten’. Behalve CAH Vilentum Dronten en Fytagoras zijn hierbij lectoraten van de Hogeschool Utrecht en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen betrokken. Inhoudelijk levert ook het Pivot Park in Oss met hun high throughput screening-faciliteiten een belangrijke bijdrage aan dit project. Er participeren naast Nederlandse bedrijven enkele buitenlandse bedrijven. Ook de NVF maakt deel uit van het netwerk, dat in totaal 20 partners omvat. Uitgaande van de toenemende maatschappelijke behoefte en de vraag vanuit de sector en de industrie naar wetenschappelijk onderbouwde plantaardige preparaten voor preventie en genezing van aandoeningen is een aantal deelprojecten opgestart. Het leidend thema hierbij is obesitas. Naast de optimalisatie van teeltprotocollen voor medicinale planten concentreert dit project zich op het ontwikkelen van in vivo testen die nodig zijn om de stap naar marktintroductie van werkzaam gebleken planten(stoffen) te kunnen zetten.

 


Openbare bestuursvergadering

Op 24 juni behandelt het NVF-bestuur het concept jaarverslag 2012. Daarmee is dit een openbare bestuursvergadering/ALV waarvoor NVF-leden van harte zijn uitgenodigd. Wilt u hierbij aanwezig zijn of dit concept tevoren inzien? Stuur dan een berichtje aan nvf@fyto.nl, zodat wij u de vergaderstukken kunnen toezenden. Locatie: Bunnik. Tijd: 17.00 uur.

 


Universiteit Groningen leidt Nederlands-Duits onderzoeksproject over plantenstoffen

De Rijksuniversiteit Groningen (RUG, leerstoel Farmaceutische Biologie) is penvoerder van het project ‘Phytosana’, dat op 17 maart 2013 werd gepresenteerd in het Duitse Papenburg. Doel is medicijnen te ontwikkelen op basis van verbindingen uit planten. Andere partners in dit project zijn de Hanzehogeschool, het Duitse instituut voor levensmiddelentechnologie en een groot aantal bedrijven. Financiële ondersteuning is er van onder meer de provincie Groningen en de Eems-Dollard Regio.

De populariteit van kruidgeneeskunde en andere kruidtoepassingen neemt zowel in Nederland maar ook vooral in Duitsland sterk toe. Kruiden bevatten grondstoffen voor medicijnen. Kruiden met een verhoogd gehalte aan inhoudstoffen in combinatie met (nieuwe) extractietechnieken bieden nieuwe mogelijkheden voor het winnen van deze actieve inhoudstoffen op een kosteneffectieve wijze. Deze actieve inhoudstoffen zijn dan direct als medicijn of als grondstof voor medicijnen geschikt. Door veredeling van de kruiden is het gehalte aan inhoudstoffen te verhogen. Op deze wijze kunnen bepaalde medicijnen (kosten)effectiever geproduceerd worden dan via de synthetische-chemische routes. Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) is een veelvoorkomende plant in de Nederlandse wegbermen. In dit project worden onder meer de mogelijkheden van podofyllotoxine productie uit het (on)kruid fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) onderzocht. Andere thema's die in dit project worden geadresseerd zijn: registratie van kruidengeneesmiddelen op basis van de EMA monografieën, kruiden voor gezonde voeding en cosmetica, gardens of health and beauty.
 

Bron: Dagblad van het Noorden, 18 maart 2013 en website RUG: www.rug.nl/research/pharmaceutical-biology/phytosana/phytosana .



 

European Food Safety Authority herziet Compendium of Botanicals

In 2009 verscheen de eerste versie van het Compendium of Botanicals van de European Food Safety Authority (EFSA). Het betreft een overzicht van planten (inclusief de betrokken plantendelen) die enige aandacht behoeven indien zij in voedingsmiddelen verwerkt zijn omdat er toxische, verslavende, psychotrope of andere problematische stoffen in (kunnen) zitten. Of deze stoffen ook daadwerkelijk (veel) in een eindproduct voor consumptie voorkomen is dan vervolgens nog afhankelijk van de bereiding. Deze situatie doet zich bij veel voedingsmiddelen voor. Het groen van aardappels of tomaten bijvoorbeeld is giftig en ook een rauwe aardappel kan beter niet op tafel komen. Dit lijkt misschien wat overdreven, maar we leven in een multiculturele samenleving waarin ook steeds meer exotisch voedsel op tafel komt. Wat in bepaalde culturen gemeengoed is, is niet altijd aan anderen bekend. Zo is het voor Europeanen wellicht niet vanzelfsprekend om te weten dat de cassavewortel niet zomaar rauw eetbaar is terwijl deze wortel inmiddels wel op veel markten wordt aangeboden. Al deze planten worden genoemd in het compendium, samen met de theeplant, de koffieplant, citrusvruchten en vele andere planten. De EFSA ziet het compendium als een levend document dat steeds actualisering nodig heeft naarmate er meer bekend wordt.

In 2010 en 2011 heeft de commissie die aan het compendium werkt een groot aantal nationale lijsten van verboden planten(delen) doorgewerkt. In 2012 werd het EFSA-compendium herzien en uitgebreid met twee bijlagen. De eerste geeft een lijst met botanicals die ergens op een nationale lijst staan maar waarbij de commissie onvoldoende wetenschappelijke documentatie kon vinden om plaatsing in het compendium te rechtvaardigen. De tweede lijst geeft botanicals waarover wel wetenschappelijke documentatie bestaat maar waarbij de commissie geen risicovolle stoffen of andere redenen zag om deze in het compendium op te nemen. Opgemerkt wordt dat deze twee bijlagen niet gezien mogen worden als lijsten van veilige planten omdat geen risicobeoordeling heeft plaatsgevonden.

Vooral de tweede bijlage is interessant; men vindt hierop eigenlijk een vrijwel volledig assortiment voor een traditioneel werkzame kruidengenezer. Dat ergens in Europa deze planten zonder rationele overwegingen of onderbouwing door lokale overheden verboden zijn, geeft te denken. Men gaat zich afvragen welke belangen hierbij een rol hebben gespeeld. Duidelijk is in elk geval dat de harmonisatie in deze markt nog een lange weg te gaan heeft.

De status van het EFSA-compendium is nog steeds informerend en adviserend voor de nationale overheden, het heeft geen wetgevende status.

Bron: EFSA, Parma. Compendium of botanicals reported to contain naturally occuring substances of possible concern for human health when used in food and food supplements. EFSA Journal 2012;10(5):2663. Verkrijgbaar via www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/doc/2663.pdf .



 

European Medicines Agency publiceert beoordelingsraport Juglans regia

Op de website van de European Medicines Agency (EMA) is 15 januari 2013 een beoordelingsraport voor een bijbehorende concept-monografie van Juglans regia (gedroogd blad en bereidingen daaruit) verschenen. J. regia (gedroogd blad) was vóór 2001 een veelgebruikt traditioneel kruidenmiddel in Nederland. In het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten werd de plant echter als toxisch bestempeld en met uitzondering van de noten verboden. Na protest hiertegen van de NVF publiceerde het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een onderbouwing van dit verbod. Het RIVM stelt dat J. regia juglon (5-hydroxy-1,4-naftochinon) bevat in alle delen van de plant, met de hoogste concentratie in de wortel. Alhoewel dit de reden vormde van het verbod, werden vervolgens de noten zonder nadere uitleg hiervan weer uitgezonderd (anders zouden een heleboel producten met walnoten uit de markt gehaald moeten worden). Het RIVM schrijft ook: ‘Gezien het feit dat juglon aanwezig is in alle delen van Juglans regia, is het opmerkelijk dat de Commissie E-monografie onderscheid maakt tussen blad (dat positief wordt beoordeeld) en doppen (waarvan gebruik wordt afgeraden)’.

In het EMA-conceptrapport over J. regia is zeer veel literatuur, vooral uit de farmacie, samengebracht en hier wordt gesteld: ‘There are some concerns about serious side effects with Juglans regia leaves due to presence of juglone. However, juglone is unstable and in dry leaves is present only in traces.’ Specifiek wordt over de veiligheid gezegd: ‘There are no reports of adverse effects of walnut leaves from Member States. The allergic reactions in patients allergic to Juglandaceae should be considered.’ De conclusie is dan ook dat ‘…the benefit/risk assessment for Juglans regia leaves preparations is positive for use in therapeutical dosages in specific conditions of the mild superficial inflammatory conditions of skin and in excessive perspiration of hands and feet.’ Het gaat hierbij wel om uitwendig gebruik. Er kon tot 15 april op het concept gereageerd worden.

Tot slot moet worden opgemerkt dat overal in Europa mensen likeurtjes maken van de groene, onrijpe walnoten in een hoogalcoholische oplossing. Hieraan worden diverse positieve effecten toegeschreven. De kans bestaat dat daarin wel wat meer naftochinonen voorkomen, maar of deze meer schade toebrengen dan de alcohol in het drankje is niet zeker. Ook hier zal de dosis in combinatie met de bereiding en de frequentie van het gebruik bepalend zijn voor de eventuele risico’s voor de consument.
 

Bronnen: Van de Bovenkamp M, Jeurissen SMF, Pelgrom SMGJ, Spijkerboer HN, Van Riel AJHP, De Kaste D, Baars AJ, Pronk MEJ. Beoordeling van de gezondheidsrisico's van 'verboden kruiden'. RIVM-rapport 320011002/2009. RIVM, Bilthoven 2009. EMA. Assessment report on Juglans regia L., folium. EMA/HMPC/346740/2011. EMA, London 2013 (beschikbaar via www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Herbal_-_HMPC_assessment_report/2013/01/WC500137820.pdf ).

 


Onrust over claimswetgeving

Op 14 december 2012 trad de Europese wet op claims op voedingsmiddelen in werking en startte de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de handhaving. Alhoewel mensen die geen warenwetproducten verkopen (bijvoorbeeld journalisten en tijdschriftredacties) eigenlijk niets te maken zouden moeten hebben met deze claimsverordening, lijkt dat in veel gevallen toch wel het geval te zijn. Diverse websites gingen op zwart (earth-matters.nl en kruidenvrouwtje.nl). De informatie die hierop werd gegeven, was niet geheel correct maar wel typerend voor het klimaat van onrust dat ontstond. Ernstiger te nemen zijn de opmerkingen en verwijten aan de NVWA die gemaakt werden op foodlog.nl dat een artikel van De Graaf overnam van de journalistenwebsite villamedia.nl.

De NVF ontving verschillende verontruste e-mails en telefoontjes van leden en de redactie legde daarom twee vragen voor aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) dat verantwoordelijk is voor het aansturen van de NVWA op dit gebied:

1. Is het verboden, en zo ja waarom, om met voedingsmiddelen en/of voedingsssupplementen jezelf of een ander (al dan niet tegen betaling) te genezen van ziekten of kwalen (cq deze te voorkomen of te verzachten)?

2. Is het strafbaar, en zo ja waarom,

A (website) als er google ads opduiken naast een artikel over warenwetkruiden dat op normale wijze (niet commercieel gestuurd) onderzoeksinformatie geeft over gezondheidseffecten van kruiden of andere natuurproducten zoals probiotica?

B (tijdschrift) als er onafhankelijke artikelen staan in een tijdschrift over gezondheidseffecten van voedingsmiddelen (knoflook, broccoli, honing) en er advertenties staan in dezelfde editie van dit tijdschrift (cq in een andere editie van hetzelfde tijdschrift) over producten zoals knoflookpillen (enzovoort) die alleen refereren aan de kwaliteit van het product (voedingsmiddel of voedingssupplement) zonder daarbij een claim te uiten?


Het antwoord van het ministerie luidde:
Voedings- en gezondheidsclaims mogen alleen gebruikt worden in relatie tot een product als volledig is voldaan aan de bepalingen van de claimsverordening (EG) 1924/2006. In artikel 1 van deze verordening is vastgelegd wat het toepassingsgebied van deze verordening is. In artikel 1 lid 2 staat dat de verordening van toepassing is op voedings- en gezondheidsclaims die in commerciële mededelingen worden gedaan, hetzij in de etikettering en presentatie van levensmiddelen, hetzij in de daarvoor gemaakte reclame, indien het gaat om levensmiddelen die bestemd zijn om als zodanig aan de eindverbruiker te worden geleverd.

Het is ter beoordeling van de NVWA of bepaalde uitingen commercieel zijn en dus binnen de reikwijdte van de verordening vallen. Omdat de specifieke omstandigheden van elke uiting anders zijn, wordt van geval tot geval gekeken of er sprake is van een commerciële context. Buiten de reikwijdte van de verordening valt in ieder geval wetenschappelijke informatie over de werking van stoffen die niet gelinkt zijn aan de verkoop/commerciële mededeling. Er mag dus wel iets over de werking van een kruid in tijdschrift/boek gepubliceerd worden dat niet past binnen de lijst van toegelaten claims van de claimsverordening, mits niet direct of indirect gekoppeld aan een commercieel product.

Meer specifiek kregen we het volgende antwoord op onze concrete vragen:

Op vraag 1: Deze vraag heeft niets met claims/beweringen over voeding/geneesmiddelen te maken.

Op vraag 2: 2A: De NVWA beoordeelt websites puur op de link die zij daarop ziet. Als er een commerciële link is naar een product van bijvoorbeeld dr. Vogel, dan valt het binnen de Claimsverordening. Maakt niet uit door wie of hoe dat gedaan is, met google e.d.

2B: Informatie over de werking van knoflook in tijdschriften mag, mits niet gelinkt aan product X van bedrijf Y.

Vervolgens heeft de redactie geïnformeerd naar de richtlijnen die vanuit VWS zijn vastgesteld of geaccordeerd voor het vaststellen van een dergelijke link door de NVWA. VWS laat echter de beoordeling of er sprake is van een commerciële link naar een merk/specifiek product geheel over aan de NVWA. Deze ziet dit ruim, getuige haar informatieblad (79) aan ondernemers: ‘Bepaalde uitingen van derden of journalisten over een medische werking van een ongeregistreerd geneesmiddel, kunnen namelijk als reclame gezien worden, zelfs wanneer deze personen geen enkele band met de verhandelaar van het product hebben. Het blijkt dus dat een ‘onafhankelijke derde’ wel geacht kan worden reclame te maken voor een ongeregistreerd geneesmiddel. (…) Het is tevens van ondergeschikt belang of het product de geclaimde geneeskrachtige werking ook daadwerkelijk heeft. De wetgever wil hiermee de consument beschermen tegen onvoldoende werkzame geneesmiddelen en wil daarbij voorkomen dat dergelijke producten in plaats van adequate middelen worden gebruikt.’

Wat betreft dit tijdschrift kan dit erop neerkomen dat er een verlies aan advertentie-inkomsten zou kunnen ontstaan. Ondanks dat onze redactie-activiteiten volledig (product)onafhankelijk en wetenschappelijk van karakter zijn, zullen in bepaalde gevallen advertenties moeten worden geschrapt of doorgeschoven omdat er nieuws of kopij is rond een in een advertentie genoemd voedingsmiddel of -ingrediënt. Het alternatief, dat om die reden nieuws of kopij zou moeten verdwijnen, lijkt ons niet van toepassing. Overigens zijn er wat dit betreft geen problemen rond (advertenties voor) geregistreerde kruidengeneesmiddelen. Daarnaast zijn de toegelaten (cq verboden) claims rond kruiden nu nog niet bekend. De discussie hierover loopt nog in de EFSA. Tot die tijd zijn niet-medische gezondheidsclaims nog wel toegestaan bij kruiden, mits een en ander voldoet aan het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten.

Bronnen:
De Graaf T. 8 november 2012. Opinie. Gepubliceerd op www.villamedia.nl/opinie/bericht/de-nvwa-muilkorft-journalisten/ . NVWA informatieblad 79; januari 2013, gepubliceerd op www.vwa.nl/onderwerpen/regels-voor-ondernemers-eten-en-drinken/dossier/claims/welke-regels-gelden-voor-medische-claims . Correspondentie van de redactie met het Ministerie van VWS.

 


Nobelprijswinnaar waarschuwt: multivitaminen en antioxidanten bevorderen mogelijk de

groei van kanker bij patiënten met een vergevorderde vorm van kanker

Nobelprijswinnaar James Watson – samen met Francis Crick ontdekker van de dubbele-helixstructuur van DNA in 1953 – schrijft in een recente publicatie dat voedingssupplementen met antioxidanten zoals vitamine A, C en E mogelijk de progressie van gemetastaseerde vormen van kanker zouden kunnen bevorderen en de kans op overleving of de levensverwachting zouden kunnen verminderen. Recente studies suggereren namelijk dat veel onbehandelbare en vergevorderde stadia van kanker hoge concentraties antioxidanten bevatten. Ook is er inmiddels een groot aantal interventiestudies met antioxidanten gedaan waarin geen duidelijke effectiviteit bij de preventie van gastro-intestinale kanker of verlaging van de mortaliteit is waargenomen. Volgens Watson zijn er zelfs aanwijzingen dat antioxidanten de overlevingstijd enigszins bekorten. Het mechanisme dat hieraan ten grondslag ligt, wordt door Watson verklaard vanuit recente inzichten in biochemische en cellulaire processen die leiden tot metastasering en therapieresistentie van kanker. Een centrale rol hierbij dicht Watson toe aan het eiwit p53, dat kankercellen aanzet tot geprogrammeerde celdood (apoptose) en reactieve zuurstofmetabolieten. Het eiwit p53 induceert namelijk de aanmaak van een aantal andere eiwitten die een belangrijke rol spelen bij de vorming van reactieve zuurstofmetabolieten (waaronder chinon-oxidoreductase) maar ook van enkele mitochondriale eiwitten die betrokken zijn bij de opeenvolgende proteolytische stappen tijdens apoptose. Reactieve zuurstofmetabolieten kunnen ook direct apoptose induceren in door oxidatieve stress beschadigde cellen. De rol van reactieve zuurstofmetabolieten bij apoptose wordt bevestigd door het feit dat veel antikankerbehandelingen reactieve zuurstofmetabolieten genereren en antioxidanten juist de door reactieve zuurstofmetabolieten geïnduceerde apoptose remmen. Omgekeerd laten stoffen die de natuurlijke, cellulaire antioxidantconcentraties verlagen ten slotte de celdood door apoptose toenemen.
 

Bronnen: Watson J. Oxidants, antioxidants and the current incurability of metastatic cancers. Open Biol. 2013;3:120144. NUTRAingredients.com, 17 januari 2013 (www.nutraingredients.com/Research/Multivitamins-and-antioxidants-may-promote-cancer-growth-in-late-stage-patients-warns-Nobel-laureate ).

 


Uitgebreide systeembiologische kaart van het humane metabolisme geeft meer inzicht in

de rol van voeding op de gezondheid.

Een grote groep van systeembiologen heeft onlangs een nieuw model ontwikkeld van het humane metabolisme. In dit model worden bijna 7.500 reacties beschreven met meer dan 5.000 metabolieten, waarvan er ruim 2.600 een uniek karakter hebben. Eén van de participerende onderzoekers is Hans Westerhoff van de Universiteit van Amsterdam. Volgens Westerhoff is deze stofwisselingskaart een goede aanvulling op het menselijke genoom en biedt het in theorie de mogelijkheid om in de toekomst te zien voor welke ziekten iemand aanleg heeft en welke voedingsmiddelen of geneesmiddelen deze ziekten kunnen voorkomen of genezen. Volgens Westerhoff kunnen geneesmiddelen met deze kaart steeds meer geïndividualiseerd worden toegepast maar zou ook vaker aangepaste voeding in een vroeg stadium van ziekte de afhankelijkheid van geneesmiddelen kunnen verminderen.
 

Bronnen: Thiele I, et al. A community-driven global reconstruction of human metabolism. Nature Biotechnol 2013;doi:10.1038/nbt.2488. Volkskrant, 4 maart 2013 (www.volkskrant.nl/vk/nl/5270/Zorg/article/detail/3403390/2013/03/04/Routeplanner-menselijk-lichaam-brengt-revolutie-teweeg-in-geneeskunde.dhtml ).

 


Duitse artsen bevelen kruidengeneesmiddel aan bij maag- en darmklachten

Het Wiener Medizinische Wochenschrift (WMW) bracht in februari 2013 een editie uit met fytotherapie als hoofdonderwerp. De Weense redacteuren schrijven in het voorwoord dat het een kenmerk is van plantaardige geneesmiddelen dat ze meestal veel minder bijwerkingen hebben dan de synthetische geneesmiddelen. Alhoewel bijwerkingen en interacties wel voorkomen geeft het gebruik volgens voorschriften zeer weinig ongewenste reacties. Daarom zijn deze middelen juist voor kinderen en multimorbide patiënten erg geschikt. In Duitsland wordt bij kinderen zeer vaak gekozen voor een fytotherapeutisch middel. Farmaco-epidemiologische studies hiernaar zijn echter zeldzaam en daardoor blijft veel van deze ervaring ongedocumenteerd.

Deze WMW editie bevat onder meer een review over STW5, geschreven door medici, verbonden aan verschillende academische ziekenhuizen. STW5 (Iberogast®) is in Duitsland sinds ruim 50 jaar – en sinds eind 2010 ook in Nederland – als geneesmiddel geregistreerd. Het complex (in tinctuurvorm) bevat 9 kruiden, waaronder Iberis amara, Matricaria chamomilla en Melissa officinalis.
 

Omdat de betreffende klachten – prikkelbare darmsyndroom (PDS) en dyspepsie – vaak chronisch zijn en medicijnen daardoor langdurig geslikt worden, is de veiligheid op langere termijn bijzonder van belang. Het gaat in het geval van STW5 om kruiden met ook bij simplex-gebruik een zeer veilig profiel. De enige uitzondering daarop is Chelidonium majus, waarvan een kleine hoeveelheid in STW5 voorkomt. Dit kruid kan in simplex-vorm (dosisafhankelijk) reversibele levergerelateerde bijwerkingen geven. De auteurs stellen vast dat er 100 tot 200 keer de aanbevolen dagelijkse dosis STW5 zou moeten worden ingenomen om deze bijwerkingen op te roepen.
 

Voor de review zijn 12 recente klinische studies samengevat: zes gerandomiseerde placebogecontroleerde studies (RCT's), twee PMS-studies (post-marketing surveillance), drie retrospectieve en een observationele studie. Net zoals Nederland is in Duitsland een multifocale therapie voor functionele dyspepsie en PDS de richtlijn: voorlichting, dieet, beweging en stressvermindering. Indien dit niet volstaat komen protonpompremmers, prokinetica, antibiotica (tegen Helicobacter pylori), bulklaxantia, spasmolytica of antidepressiva in beeld, al naar gelang de specifieke toestand van de patiënt, maar zeker ook verschillende fytotherapeutica, die zich hier door patiëntvriendelijkheid onderscheiden. De RCT's die STW5 vergeleken met placebo lieten een significant en relevant verschil zien voor functionele dyspepsieklachten. Er was één RCT over PDS, met ook een significante, relevante klachtenvermindering. In alle gevallen waren de bijwerkingen zeer gering, soms lager dan in de placebogroep. Twee retrospectieve PMS-studies betroffen het gebruik van STW5 bij kinderen onder de 12 jaar: 40.961 kinderen met functionele dyspepsie en 2350 kinderen met PDS. Hierbij werd voor de effectiviteitsmeting de Likert-schaal gebruikt. De artsen beoordeelden in 88 respectievelijk 96% van de patiënten de effectiviteit als goed tot zeer goed. In geen van beide studies werden bijwerkingen of interacties vastgesteld. Een recente studie bij 980 kinderen met functionele gastro-intestinale klachten tussen 3 en 14 jaar gebruikte als meetinstrument de GIS, uitgebreid met vier abdominale symptomen. Symptoomscores namen met 76% af. Ook werd het middel volgens de deelnemende artsen zeer goed verdragen; er werden wel wat milde gastro-intestinale bijwerkingen genoteerd. Er kwam één keer een overgevoeligheidsreactie voor.
 

De auteurs stellen dat protonpompremmers te vaak worden voorgeschreven en leiden tot rebound-hyperaciditeit, waardoor de symptomen weer toenemen. Spasmolytica en antidepressiva kennen vaak een slechte therapietrouw en de synthetische middelen pakken elk een deelprobleem aan. Voordeel van STW5 is het multitarget karakter door de samengestelde formulering met verschillende op zichzelf al goed werkende kruiden.

Opmerkelijk is dat in Nederland het CBG het gebruik van dit preparaat voor kinderen onder de 12 jaar niet heeft toegelaten. Kinderen met functionele maag- of darmklachten worden volgens de NHG-standaard niet met medicatie behandeld.
 

Bronnen: Ottillinger B, Storr M, Malfertheiner P, Allescher, H-D: STW5 (Iberogast®) – a safe and effective standard in the treatment of functional gastrointestinal disorders.WMW, 2013;163(3-4):65-72, het editorial en andere artikelen van deze editie. Open access op www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3580135/.
CBG: Samenvatting productkenmerken Iberogast; NHG standaarden PDS en Colitis Ulcerosa en functionele maag- en darmklachten bij kinderen.

 


 

Curcumin verlaagt de kans op diabetes type 2

In Diabetes Care, het vakblad van de American Diabetes Association, is een publicatie verschenen van een studie over het effect van curcuminbij mensen met prediabetes. Deze placebo-gecontroleerde studie laat zien dat het gebruik van curcuminextract uit kurkuma (1500 mg per dag), in aanvulling op voorlichting over leefstijl (dieet en oefeningen), gunstige effecten heeft bij prediabetes en de ontwikkeling naar diabetes type 2 kan afremmen.De studie telde 237 deelnemers met prediabetes en werd uitgevoerd in het academisch medisch centrumvan de Srinakharinwirot Universiteit in Thailand. De studie duurde negen maanden en werd door 201 deelnemers voltooid. Niemand in de curcumingroep kreeg diabetes, terwijl in de placebogroep 19 personen (16,4%) diabetes ontwikkelden. Opmerkelijkwas dat alle afwijkende waarden die prediabetes kenmerken genormaliseerd waren door het gebruik van curcumin. Medicijnen tegen diabetes vertonen een effect op een of enkele van deze waarden, maar niet zozeer op alle waarden. In de placebogroep waren deze parameters allemaal verslechterd. In de curcumingroep normaliseerden de nuchtere glucosespiegels, de glucose-intolerantie en de verhoogde HbA1c-waarden.Verhoogde HbA1c-waarden dragen sterk bij aan het optreden van hart- en vaatziekten bij diabeten. Tien procent van de personen met prediabetes heeft al aandoeningen aan de kleine bloedvaten ten gevolge van verhoogde glucosebloedspiegels. Bovendien verminderde in de curcumingroep de insulineresistentieen verbeterde de functie van de betacellen in de pancreas.Omdat bij personen met prediabetes er al sprake is van een verlies van 30-40% van betacellen, is de beschermende werking van curcumin op deze insulineproducerende cellen een belangrijke eigenschap.

Verder was aan het eind van de studie het lichaamsgewicht gemiddeld zes kilo lager bij de deelnemers die curcumin kregen dan bij de placebogroep en de buikomtrek gemiddeld zeven centimeter minder.
 

Bronnen:

Chuengsamarn S, Rattanamongkolgul S, Luechapudiporn R, Phisalaphong C, Jirawatnotai S. Curcumin extract for prevention of type 2 diabetes. Diabetes Care 2012;35(11):2121-7.

Van de Vijver E. Curcumine ter preventie van type 2 diabetes? Minerva 2013;12(2):19-20.


 


Fenegriekzaad als adjuvans voor L-dopa bij Parkinson?

Artsen verbonden aan het Shushrusha ziekenhuis in Mumbai publiceerden samen met onderzoekers van Indus Biotech Private Ltd. een door de laatste gesponsorde studie naar de gecombineerde inzet van L-dopa en een op trigonelline gestandaardiseerd hydro-alcoholisch extract van Trigonella foenum-graecum (IBHB) (300 mg per dag) bij Parkinson-patiënten die gestabiliseerd waren op L-dopa met carbidopa (van dit medicijn werd de dosering niet vermeld). Doel van dit onderzoek was te kijken of deze voedingsaanvulling iets zou kunnen betekenen voor het probleem van de verminderde responsop L-dopa die patiënten in de loop der tijd vaak laten zien. Van het betreffende extract werden eerder al anti-oxidatieve en ontstekingsremmende eigenschappen beschreven. Daarnaast hadden eerdere in vitro studies laten zien dat trigonelline (een alkaloïd en metaboliet van nicotinezuur in fenegriek en koffie aanwezig) de uitgroei van humane neuroblastomen bevordert. Ook bij door tetrahydropyridine veroorzaakte neurodegeneratie bij ratten (diermodel voor de ziekte van Parkinson) leek trigonelline tegen de zenuwaantasting te beschermen: de motorische functies van de ratten verbeterden.

Voor deze klinische studie werden 50 deelnemers van gemiddeld 61 jaar gerandomiseerd toegewezen aan twee groepen (placebo en IBHB-extract). Van de 25 deelnemers bleven er in de placebogroep 19 over en in de IBHB-groep 23, in beide groepen merendeels mannen. De belangrijkste uitkomstmaat was de score op de Unified Parkinson Disease Rating Scale (UDPRS),die is onderverdeeld in drie vragenlijsten, één voor het mentale deel (stemming en cognitieve functies), één over de activiteiten in het dagelijks leven en één deel betreft de uitkomst van onderzoek naar de motorische functies. Secundaire uitkomstmaat was het bepalen van het Hoehn en Yahr (H&Y) stadium.

De verschillen tussen placebo en IBHB-extract die na zes maanden werden vastgesteld, waren niet statistisch significant, alhoewel er wel een trend was in het voordeel van de IBHB-groep. De verschillen in achteruitgang bleken na zes maanden klinisch relevant te zijn voor de totale score van de UPDRS en voor het motorische deel van de UPDRS (niet voor de andere twee delen). Het verschil met de placebogroep was volgens de classificatie van Shulman (clinically important difference) ‘matig’ voor de totaalscore en ‘minimaal’ voor de motorscore. In die zin heeft deze studie niet veel opgeleverd. Mogelijk was de studieduur te kort om duidelijke verschillen aan te kunnen tonen bij stabiele Parkinson-patiënten. De veiligheid van het gebruikte extract kwam naar voren uit de maandelijks gemeten hematologische en biochemische parameters. De conclusie van de auteurs dat dit extract een zinvol adjuvans is, lijkt wat voorbarig. Het thema, de combinatie van reguliere medicatie en voedingssuppletie, is echter interessant en zou vaker opgepakt kunnen worden.
 

Bron:

Nathan J, Panjwani S, Mohan V, Joshi V, Thakurdesia PA. Efficacy and safety of standardised extract of Trigonella foenum-graeccum L seeds as an adjuvant to L-dopa in the management of patients with Parkinson's Disease. Phytother Res2013;doi:10.1002/ptr.4969.


Koreaanse ginseng voorkomt mogelijk ernstige bijwerkingen van valproïnezuur

Valproïnezuur is een veelgebruikt middel bij epilepsie en wordt verder ook toegepast bij bipolaire stoornissen. Anti-epileptica behoren tot de farmaca met een teratogene werking (schadelijk voor de ongeboren vrucht) die het meest voorgeschreven worden bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Geschat wordt dat valproïnezuur in de Verenigde Staten jaarlijks 926.000 keer voorgeschreven wordt aan vrouwen tussen de 15 en 44 jaar. Het is al heel lang bekend dat gebruik van valproïnezuur tijdens de zwangerschap kan leiden tot misvormingen bij het kind – waaronder een open ruggetje – en tot cognitieve ontwikkelingsstoornissen. Al geruime tijd zijn ook vermoedens gerezen over een verband tussen prenataal valproïnezuurgebruik en autisme.

Dat lijkt bevestigd te worden door de uitkomst van een onlangs gepubliceerde grote epidemiologische studie onder 655.615 Deense kinderen. Uit deze studie is naar voren gekomen dat autisme duidelijk vaker voorkomt bij kinderen van wie de moeders tijdens de zwangerschap valproïnezuur hebben gebruikt [1].

Koreaanse onderzoekers van de Konkuk University te Seoul bekeken bij proefdieren het effect van Koreaanse ginseng op de teratogene effecten van valproïnezuur. Zwangere proefdieren (ratten) die aan het begin van het tweede trimester eenmaal een subcutane injectie kregen met valproïnezuur (400 mg/kg lichaamsgewicht) kregen jongen die symptomen vertoonden die overeenkomen met autismespectrumstoornissen bij mensen. Daarnaast vertoonden deze jongen hyperactiviteit en neurale buisdefecten. Vervolgens kreeg een andere groep zwangere proefdieren niet alleen valproïnezuur geïnjecteerd maar tevens extract van rode ginseng oraal toegediend (0-200 mg/kg lichaamsgewicht) tot ongeveer het laatste trimester van de zwangerschap. Het ginsengextract kon op dosis-afhankelijke wijze de teratogene effecten van valproïnezuur tegengaan [2]. De autismesymptomen, neuralebuisdefecten en hyperactiviteit waren significant verminderd. Verder onderzoek toonde aan dat mannelijke jongen gevoeliger waren voor autisme en hyperactiviteit veroorzaakt door prenatale blootstelling aan valproïnezuur [3].

Er zijn aanwijzingen dat ook Spirulina de teratogene effecten van valproïnezuur kan verminderen [4].
 

Bronnen:

1 Christensen J, Grønborg TK, Sørensen MJ, Schendel D, Parner ET, Pedersen LH, Vestegaard M. Prenatal valproate exposure and risk of autism spectrum disorders and childhood autism. JAMA 2013;309(16):1696-703.

2 Kim P, Park JH, Kwon KJ, Kim KC, Kim HJ, Lee JM, Kim HY, Han SH, Shin CY. Effects of Korean red ginseng extracts on neural tube defects and impairment of social interaction induced by prenatal exposure to valproic acid. Food Chem Toxicol 2013;51:288-96.

3 Kim KC, Kim P, Go HS, Choi CS, Park JH, Kim HJ, Jeon SJ, Dela Pena IC, Han SH, Cheong JH, Ryu JH, Shin CY. Male-specific alteration in excitatory post-synaptic development and social interaction in pre-natal valproic acid exposure model of autism spectrum disorder. J Neurochem 2013;124(6):832-43.

4 Escalona-Cardoso GN, Paniagua-Castro N, Pérez-Pastén R, Chamorro-Cevallos G. Spirulina (arthrospira) protects against valproic acid-induced neural tube defects in mice. J Med Food 2012;15(12):1103-8.

 


Probiotica kunnen ernstige diarree bij antibioticagebruikvoorkomen

Probiotica kunnen diarree die veroorzaakt wordt door het gebruik van antibioticaverminderen of tegengaan. Dat is bewezen door vele studies onder de loep te nemen die zijn uitgevoerd naar het effect tegen antibiotica-geassocieerde diarree. Probiotica die samen met een antibioticumkuur genomen worden, kunnen het aantal gevallen van diarree met 42-47% verminderen. Ernstige vormen van antibiotica-geassocieerde diarree worden vaak veroorzaakt door een darminfectie met Clostridium difficile. In veel gevallen leidt dit tot ziekenhuisopname.

Antibiotica veranderen de balans in de darmflora doordat ze het aantal probiotische bacteriën kunnen verminderen. Dit kan leiden tot ongemakken zoals een opgeblazen gevoel, winderigheid en krampen, of kan diarree veroorzaken, variërend van mild tot ernstig. Een (drastische) verstoring van de darmflora vermindert de weerstand tegen ziekmakende bacteriën die altijd aanwezig zijn in de darmflora, zoals C. difficile.

Onlangs heeft een groep onderzoekers voor de gezaghebbende Cochrane Library gepubliceerde studies geëvalueerd waarin speciaal is gekeken naar het effect van probiotica op het optreden van antibiotica-geassocieerde diarree door C. difficile (CDAD) [1]. In deze meta-analyse werden 23 studies opgenomen met in totaal 4213 deelnemers. De resultaten van deze grote meta-analyse laten een significant risicoverminderend effect zien op CDAD. Probiotica verminderden het risico met 64% ten opzichte van placebo. Bij de deelnemers die probiotica namen, kreeg 2% CDAD terwijl in de placebogroep bij 5,5% CDAD optrad. Het beschermende effect van probiotica tegen CDAD kwam sterker naar voren wanneer de resultaten van publicaties van betere kwaliteit bij elkaar werden genomen. Daaruit kwam een risicoreductie tevoorschijn van 73%, terwijl de publicaties van mindere kwaliteit een gezamenlijke risicoreductie lieten zien van 55%. Studies waarin één Lactobacillus-soort werd gebruikt, lieten een verlaging van 37% zien van het risico op CDAD, terwijl in studies waarin meerdere Lactobacillus-soorten waren toegepast het risico met 79% was verminderd.Bij kinderen bleken de probiotica effectiever antibiotica-geassocieerde diarree te voorkomen dan bij volwassenen. De risicoreductie was bij kinderen 63% en bij volwassenen 37%.

Verder bleek de toepassing van probiotica veilig te zijn. Bijwerkingen van antibiotica konden met 20% verminderd worden door het gebruik van probiotica. In vier studies werden ernstige bijwerkingen(van de antibiotica)gerapporteerd, waarvan geen enkele te maken had met de probiotica.

Overigens verminderden de probiotica niet het aantal darminfecties met C. difficile [1]. Ook uit andere studies is gebleken dat probiotica eerder de gevolgen van een infectie met C. difficile verminderen dan de infectie zelf. Probiotica verhinderen mogelijk de productie of uitscheiding van toxinen (gifstoffen) door C. difficile en/of neutraliseren deze toxinen [2].

Bronnen:

1 Goldenberg JZ, Ma SS, Saxton JD, Martzen MR, Vandvik PO, Thorlund K, Guyatt GH, Johnston BC. Probiotics for the prevention of Clostridium difficile-associated diarrhea in adults and children. Cochrane Database Syst Rev 2013;5: CD006095.

2 Plummer S, Weaver MA, Harris JC, Dee P, Hunter J. Clostridium difficile pilot study: effects of probiotic supplementation on the incidence of C. difficile diarrhoea. Int Microbiol 2004;7(1):59-62.


 


Aspirine op je brood’: toekomstbeelden

De Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) zal in september 2013 een publicatie uitbrengen met als titel ‘Aspirine op je brood’, een verkenning over voeding en geneesmiddelen in de toekomst. Volgens het persbericht bevat het rapport geen antwoorden, maar bespreekt wel een aantal vragen die opkomen bij wat mogelijk zou kunnen zijn. De samensteller, Ellen Willems, interviewde hiervoor ruim 100 deskundigen. Het rapport blikt eerst terug op de jaren tachtig om een beeld te geven van wat er zoal in enkele decennia kan veranderen. Vervolgens worden aan de hand van trends en onzekerheden een aantal mogelijke toekomstbeelden opgeroepen; deze worden mede vormgegeven door vooruitblikken naar ‘nieuwsberichten uit 2040’. Het gaat hierbij onder meer over de rolverdeling tussen farmaca en voeding; genezen en/of voorkomen van chronische ziekten, personalised nutrition and medicine, (soms) conflicterende behoeften, zoals veiligheid versus duurzaamheid bij de voedselproductie, technische innovaties en hoe overheid en bedrijfsleven hiermee om zouden kunnen gaan.

In een bijdrage van professor Van der Meulen, Wageningen UR, wordt duidelijk gemaakt dat de overheid met de rug naar de toekomst staat met haar pogingen een ijzeren gordijn te handhaven tussen voedingsmiddelen en geneesmiddelen. Enkele nieuwe technologische mogelijkheden worden op inspirerende wijze nader toegelicht. De publicatie is (ook nu al) te downloaden op: http://stt.nl/wp/wp

 


Tweede IPC: Innovatieve natuurproducten voor mens en dier

In 2012 heeft de NVF met succes met 13 MKB bedrijven subsidie aangevraagd voor het IPC (InnovatiePrestatieContract) project “Op weg naar antibioticavrije ketens”. In 2013 hebben opnieuw 18 MKB bedrijven met de NVF als penvoerder diverse elkaar versterkende innovatieplannen voor de sector gemaakt. Het project is op 19 juni ingediend onder de titel “Innovatieve natuurproducten voor mens en dier”. Er waren een groot aantal (circa 70) aanvragen. Bij het ter perse gaan van deze editie is nog geen definitieve toekenningsbrief ontvangen, maar wel is door Agentschap NL bekend gemaakt dat bovengenoemd project in de ranking van de 15 beste projecten terecht is gekomen. Wordt vervolgd!

 


Abonnementsprijs 2014

De afgelopen jaren is door diverse prijsstijgingen een structureel tekort ontstaan op de NVF-begroting. Daarom heeft het bestuur besloten tot een eenmalige verhoging van de abonnementsprijs met € 4,75. Ook losse nummers worden duurder. Wij hopen dat ook onze abonnees het waarderen dat de NVF waar en wanneer nodig op komt voor de fytotherapie en daarom steun verdient.Voor wat betreft de contributie voor NVF-leden zal op de najaarsvergadering een voorstel tot verhoging (voor 2014) worden gedaan.

 


Tweede Kamer vraagt opnieuw om natuurproducten

In 2011 is door de SGP aangedrongen op een vervolg voor het Fyto-V project. Najaar 2012 verklaarde minister Schippers – na PVV vragen waarom er niet meer werd gedaan met veelbelovende fytotherapeutica, pre- en probiotica (zie nieuwsrubriek nr 1, 2013, p 22) – dat er diverse onderzoekssubsidies beschikbaar zijn om de zinvolle inzet van deze middelen te verbeteren. Voorjaar 2013 werd in de Tweede Kamer deze kwestie opnieuw door diverse partijen naar voren gebracht, dit resulteerde in een motie van de ChristenUnie waarin onder meer staat:
“De Kamer, (…) overwegende dat alternatieven voor antibiotica kunnen bijdragen aan een verdere reductie van antibioticagebruik in de veehouderij; (…) overwegende dat alternatieven voor antibiotica momenteel onvoldoende bekend zijn bij veehouders; verzoekt de regering, in het overleg met de sector over verdere reductie van het antibioticagebruik specifiek aandacht te besteden aan (onderzoek naar) alternatieven voor antibiotica en aan het vergroten van de bekendheid van alternatieve middelen onder veehouders; verzoekt de regering tevens, ruimte te bieden voor praktijkproeven met alternatieve middelen om zo te zorgen dat deze middelen sneller op de markt kunnen worden toegelaten, en gaat over tot de orde van de dag.”

De motie is aangenomen.

 

 


Publieksinformatie
over
kruidengenees-
middelen:


NTvF


JAAR
verslag


 

 

 

 

Externe links worden in een nieuw venster geopend.

U kunt een e-mailbericht met vragen of opmerkingen  
                    over deze website verzenden aan webmaster@fyto.nl.
                    Copyright © 2014 NVF   Laatst bijgewerkt: 18-02-2014